Holland-Angol szótár »

een angolul

HollandAngol
eenzaadlobbigen substantief

monocotyledon [monocotyledons](Plant belonging to Monocotyledones or Liliopsida)
noun
[UK: ˈmɒ.nəʊˌk.ɒ.tɪ.ˈliː.dən] [US: mɑː.nək.ɑːt.ˈliːdn]

eenzaam bijvoeglijk naamwoord

lonely [lonelier, loneliest](of person: unhappy by feeling isolated)
adjective
[UK: ˈləʊn.li] [US: ˈloʊn.li]

eenzaamheid substantief
{f}

loneliness(condition of being lonely)
noun
[UK: ˈləʊn.lɪ.nəs] [US: ˈloʊn.li.nəs]

solitude [solitudes](state of being alone)
noun
[UK: ˈsɒ.lɪ.tjuːd] [US: ˈsɑː.lə.ˌtuːd]

eenzaat substantief
{m}

loner [loners](one who lacks or avoids company)
noun
[UK: ˈləʊ.nə(r)] [US: ˈloʊ.nər]

eenzelvig bijvoeglijk naamwoord

introverted(psychology: Of or characteristic of an introvert)
adjective
[UK: ˌɪn.trə.ˈvɜː.tɪd] [US: ˈɪntro.ˌvər.təd]

eenzijdig bijvoeglijk naamwoord

unilateral(done by one side only)
adjective
[UK: ˌjuː.nɪ.ˈlæ.trəl] [US: ˌjuː.nə.ˈlæ.tə.rəl]

eenzijdigheid substantief
{f}

onesidedness(being onesided)
noun
[UK: ˌwʌn.ˈsaɪd.ɪd.nəs] [US: ˌwʌn.ˈsaɪd.ɪd.nəs]

't is een slecht dorp waar het nooit kermis is phrase

all work and no play makes Jack a dull boy(too much hard work)
phrase

-geen

-genous

; iemand die een ongerief uit de weg ruimt substantief
{m}

abatornoun

; The waiter said that he would be right back. - De ober zei dat hij meteen terug zou keren. werkwoord

would(indicating an action in the past that was planned or intended)
verb
[UK: wʊd] [US: ˈwʊd]

aambeeldsbeentje substantief
{n}

anvil(bone in inner ear)
noun
[UK: ˈæn.vɪl] [US: ˈæn.vəl]

aan een steekspel deelnemen werkwoord

joust [jousted, jousting, jousts](engage in mock combat on horseback)
verb
[UK: dʒaʊst] [US: ˈdʒaʊst]

aanbeeldsbeentje substantief
{n}

anvil(bone in inner ear)
noun
[UK: ˈæn.vɪl] [US: ˈæn.vəl]

aaneenbinden werkwoord

bundle [bundled, bundling, bundles](to tie or wrap together)
verb
[UK: ˈbʌn.dl̩] [US: ˈbʌn.dl̩]

aaneenbreien werkwoord

knit [knitted, knitting, knits](to join closely together)
verb
[UK: nɪt] [US: ˈnɪt]

aaneengeschreven bijvoeglijk naamwoord

solid(typography: written as one word)
adjective
[UK: ˈsɒ.lɪd] [US: ˈsɑː.ləd]

aaneengroeien werkwoord

knit [knitted, knitting, knits](intransitive: to become closely joined)
verb
[UK: nɪt] [US: ˈnɪt]

aaneenknopen werkwoord

knot [knotted, knotting, knots](form into a knot; tie with knot(s))
verb
[UK: nɒt] [US: ˈnɑːt]

aaneenrijgen werkwoord

catenate [catenated, catenating, catenates](connect)
verb
[UK: ˈkæ.tɪ.neɪt] [US: ˈkæt.ˌneɪt]

concatenate [concatenated, concatenating, concatenates](link together)
verb
[UK: kənˈk.æ.tə.ˌnet] [US: kənˈk.æ.tə.ˌnet]

string [strung, strung, stringing, strings](put on a string)
verb
[UK: strɪŋ] [US: ˈstrɪŋ]

aaneenrijging substantief
{f}

chain [chains](series of interconnected rings or links)
noun
[UK: tʃeɪn] [US: ˈtʃeɪn]

aaneenschakelen werkwoord

concatenate [concatenated, concatenating, concatenates](link together)
verb
[UK: kənˈk.æ.tə.ˌnet] [US: kənˈk.æ.tə.ˌnet]

aaneenschakeling substantief

concatenation [concatenations](series of links united)
noun
[UK: kɒnˌk.æ.tə.ˈneɪʃ.n̩] [US: kənˌk.æ.tə.ˈneɪʃ.n̩]

aaneenschakeling substantief
{f}

chain [chains](series of interconnected things)
noun
[UK: tʃeɪn] [US: ˈtʃeɪn]

aberdeen substantief
{m}

Aberdeen(fishhook)
noun
[UK: ˌæ.bə.ˈdiːn] [US: ˈæ.bər.ˌdin]

Aberdeen Angus substantief
{m}

Aberdeen Angus(breed of beef cattle)
noun

abiogeen bijvoeglijk naamwoord

abiogenic(not produced or derived by means of living organisms)
adjective

acetyleen substantief
{n}

acetylene [acetylenes]noun
[UK: ə.ˈse.tə.liːn] [US: ə.ˈse.tə.ˌlin]

achter elke grote man staat een vrouw phrase

behind every successful man there stands a woman(men's success often depends on the support and work and support of their wives for female partners)
phrase

achtereenvolgend bijvoeglijk naamwoord

consecutive(following, in succession, without interruption)
adjective
[UK: kən.ˈse.kjʊ.tɪv] [US: kən.ˈse.kjə.tɪv]

respective(referencing two or more things as individuals)
adjective
[UK: rɪ.ˈspek.tɪv] [US: rə.ˈspek.tɪv]

achtereenvolgens bijwoord

successively(in a serial manner)
adverb
[UK: sək.ˈse.sɪ.vli] [US: sək.ˈse.sɪ.vli]

afzettingsgesteente substantief
{n}

sedimentary rock(one of the major groups of rock that makes up the crust of the Earth)
noun
[UK: ˌse.dɪ.ˈmen.tri rɒk] [US: ˌse.də.ˈmen.tə.ri ˈrɑːk]

al draagt een aap een gouden ring werkwoord

put lipstick on a pig(to superficially alter something)
verb

al je eieren in één mand zetten werkwoord

put all one's eggs in one basket(to rely on a single source)
verb
[UK: ˈpʊt ɔːl wʌnz eɡz ɪn wʌn ˈbɑː.skɪt] [US: ˈpʊt ɔːl wʌnz ˈeɡz ɪn wʌn ˈbæ.skət]

algemeen bijvoeglijk naamwoord

abstract(difficult to understand)
adjective
[UK: ˈæb.strækt] [US: æb.ˈstrækt]

general(involving every part or member, not specific or particular)
adjective
[UK: ˈdʒen.r̩əl] [US: ˈdʒen.r̩əl]

6789