Nederlands | Engels |
---|---|
eenzaadlobbigen substantief | monocotyledon [monocotyledons](Plant belonging to Monocotyledones or Liliopsida) |
eenzaam bijvoeglijk naamwoord | lonely [lonelier, loneliest](of person: unhappy by feeling isolated) |
eenzaamheid substantief {f} | loneliness(condition of being lonely) solitude [solitudes](state of being alone) |
eenzaat substantief {m} | loner [loners](one who lacks or avoids company) |
eenzelvig bijvoeglijk naamwoord | introverted(psychology: Of or characteristic of an introvert) |
eenzijdig bijvoeglijk naamwoord | unilateral(done by one side only) |
eenzijdigheid substantief {f} | onesidedness(being onesided) |
't is een slecht dorp waar het nooit kermis is phrase | all work and no play makes Jack a dull boy(too much hard work) |
-geen | |
; iemand die een ongerief uit de weg ruimt substantief {m} | abatornoun |
; The waiter said that he would be right back. - De ober zei dat hij meteen terug zou keren. werkwoord | would(indicating an action in the past that was planned or intended) |
aambeeldsbeentje substantief {n} | anvil(bone in inner ear) |
aan een steekspel deelnemen werkwoord | joust [jousted, jousting, jousts](engage in mock combat on horseback) |
aanbeeldsbeentje substantief {n} | anvil(bone in inner ear) |
aaneenbinden werkwoord | bundle [bundled, bundling, bundles](to tie or wrap together) |
aaneenbreien werkwoord | knit [knitted, knitting, knits](to join closely together) |
aaneengeschreven bijvoeglijk naamwoord | solid(typography: written as one word) |
aaneengroeien werkwoord | knit [knitted, knitting, knits](intransitive: to become closely joined) |
aaneenknopen werkwoord | knot [knotted, knotting, knots](form into a knot; tie with knot(s)) |
aaneenrijgen werkwoord | catenate [catenated, catenating, catenates](connect) concatenate [concatenated, concatenating, concatenates](link together) string [strung, strung, stringing, strings](put on a string) |
aaneenrijging substantief {f} | chain [chains](series of interconnected rings or links) |
aaneenschakelen werkwoord | concatenate [concatenated, concatenating, concatenates](link together) |
aaneenschakeling substantief | concatenation [concatenations](series of links united) |
aaneenschakeling substantief {f} | chain [chains](series of interconnected things) |
aberdeen substantief {m} | Aberdeen(fishhook) |
Aberdeen Angus substantief {m} | Aberdeen Angus(breed of beef cattle) |
abiogeen bijvoeglijk naamwoord | abiogenic(not produced or derived by means of living organisms) |
acetyleen substantief {n} | acetylene [acetylenes]noun |
achter elke grote man staat een vrouw phrase | behind every successful man there stands a woman(men's success often depends on the support and work and support of their wives for female partners) |
achtereenvolgend bijvoeglijk naamwoord | consecutive(following, in succession, without interruption) respective(referencing two or more things as individuals) |
achtereenvolgens bijwoord | successively(in a serial manner) |
afzettingsgesteente substantief {n} | sedimentary rock(one of the major groups of rock that makes up the crust of the Earth) |
al draagt een aap een gouden ring werkwoord | put lipstick on a pig(to superficially alter something) |
al je eieren in één mand zetten werkwoord | put all one's eggs in one basket(to rely on a single source) |
algemeen bijvoeglijk naamwoord | abstract(difficult to understand) general(involving every part or member, not specific or particular) |