Holland-Angol szótár »

een angolul

HollandAngol
eenkleurige mierklauwier substantief

uniform antshrike(passerine bird of the antbird family)
noun

eenkoorn substantief
{n}

einkorn wheat(wheat type)
noun

eenlettergrepig bijvoeglijk naamwoord

monosyllabic(consisting of one syllable)
adjective
[UK: ˌmɒ.nə.sɪ.ˈlæ.bɪk] [US: ˌmɒ.nə.sɪ.ˈlæ.bɪk]

eenling substantief
{m}

loner [loners](one who lacks or avoids company)
noun
[UK: ˈləʊ.nə(r)] [US: ˈloʊ.nər]

eenmaal bijwoord

once(one and only one time)
adverb
[UK: wʌns] [US: ˈwəns]

eenmaal per week bijwoord

weekly(once every week)
adverb
[UK: ˈwiː.kli] [US: ˈwiː.kli]

eenmaken werkwoord

unify [unified, unifying, unifies](cause to become one)
verb
[UK: ˈjuː.nɪ.faɪ] [US: ˈjuː.nə.ˌfaɪ]

eenmaking substantief

unificationnoun
[UK: ˌjuː.nɪ.fɪˈk.eɪʃ.n̩] [US: ˌjuː.nə.fəˈk.eɪʃ.n̩]

eenmalig bijvoeglijk naamwoord

one-off(occurring once; one-time)
adjective
[UK: wʌn ɒf] [US: wʌn ˈɒf]

eenmanszaak substantief
{m} {f}

sole trader(a type of business enterprise)
noun
[UK: səʊl ˈtreɪ.də(r)] [US: soʊl ˈtreɪ.dər]

eenogig bijvoeglijk naamwoord

one-eyed(having only a single eye)
adjective
[UK: ˌwʌn ˈaɪd] [US: ˌwʌn ˈaɪd]

eenouder- bijvoeglijk naamwoord

uniparental(from or with only one parent)
adjective
[UK: jˈuːnɪpˌeərəntəl] [US: jˈuːnɪpˌerəntəl]

eenpansgerecht substantief

skillet(dish or meal cooked in such a pan)
noun
[UK: ˈskɪ.lɪt] [US: ˈskɪ.lət]

eenpersoonszaak substantief
{m} {f}

sole trader(a type of business enterprise)
noun
[UK: səʊl ˈtreɪ.də(r)] [US: soʊl ˈtreɪ.dər]

eenrichtings- bijvoeglijk naamwoord

unidirectional(pertaining to only one direction)
adjective
[UK: ˌjuːnɪdɪˈrɛkʃən(ə)l] [US: ˌjuːnɪdɪˈrɛkʃən(ə)l]

eenrichtingsstraat substantief
{f}

one-way street(road in which traffic is only allowed to proceed in one direction)
noun
[UK: wʌn ˈweɪ striːt] [US: wʌn ˈweɪ ˈstriːt]

eens bijwoord

even(implying extreme example)
adverb
[UK: ˈiːv.n̩] [US: ˈiːv.n̩]

once(one and only one time)
adverb
[UK: wʌns] [US: ˈwəns]

someday(sometime; at some time in the future)
adverb
[UK: ˈsʌm.deɪ] [US: ˈsʌm.ˌde]

eensgezind preposition

of one mind(in agreement)
preposition

eensgezind bijvoeglijk naamwoord

unanimous(sharing the same view)
adjective
[UK: juː.ˈnæ.nɪ.məs] [US: juː.ˈnæ.nə.məs]

eensgezindheid substantief
{f}

unanimity(condition)
noun
[UK: ˌjuː.nə.ˈnɪ.mɪ.ti] [US: ˌjuː.nə.ˈnɪ.mə.ti]

eensgezindheid substantief
{m}

consensus [consensuses](general agreement)
noun
[UK: kən.ˈsen.səs] [US: kən.ˈsen.səs]

eentalig bijvoeglijk naamwoord

monolingual(only knowing or spoken in one language)
adjective
[UK: ˌmɒ.nə.ˈlɪŋ.ɡwəl] [US: ˌmɑː.nə.ˈlɪŋ.ɡwəl]

eentje laten vliegen werkwoord

cut one loose(fart)
verb

eentje loslaten werkwoord

cut one loose(fart)
verb

eentonig bijvoeglijk naamwoord

humdrum(lacking variety or excitement; dull; boring)
adjective
[UK: ˈhʌm.drʌm] [US: ˈhʌm.ˌdrəm]

monotonicadjective
[UK: mənətˈɒnɪk] [US: mənətˈɑːnɪk]

monotonous(having an unvarying tone or pitch)
adjective
[UK: mə.ˈnɒ.tə.nəs] [US: mə.ˈnɑː.tə.nəs]

eentonig spreken werkwoord

drone [droned, droning, drones](to speak in a monotone way)
verb
[UK: drəʊn] [US: ˈdroʊn]

eentonige bijvoeglijk naamwoord

monotonicadjective
[UK: mənətˈɒnɪk] [US: mənətˈɑːnɪk]

eentonigheid substantief
{f}

monotonynoun
[UK: mə.ˈnɒ.tə.ni] [US: mə.ˈnɑː.tə.ni]

eenvormig bijvoeglijk naamwoord

uniformadjective
[UK: ˈjuː.nɪ.fɔːm] [US: ˈjuː.nə.ˌfɔːrm]

eenvoudig bijvoeglijk naamwoord

expedient(simple, easy, or quick; convenient)
adjective
[UK: ɪk.ˈspiː.dɪənt] [US: ɪk.ˈspiː.diənt]

plain [plainer, plainest](ordinary; lacking adornment or ornamentation)
adjective
[UK: pleɪn] [US: ˈpleɪn]

simple [simpler, simplest](uncomplicated)
adjective
[UK: ˈsɪm.pl̩] [US: ˈsɪm.pl̩]

eenvoudig substantief
{m}

simpleton [simpletons](simple-minded naive person lacking common sense)
noun
[UK: ˈsɪmpl.tən] [US: ˈsɪm.pəl.tən]

eenvoudige machine substantief

simple machine(device)
noun

eenwieler substantief
{m}

unicycle [unicycles](one-wheeled pedaled cycle)
noun
[UK: ˈjuː.nɪ.saɪk.l̩] [US: ˈjuː.nə.ˌsaɪk.l̩]

eenwording substantief
{f}

unification(act of unifying)
noun
[UK: ˌjuː.nɪ.fɪˈk.eɪʃ.n̩] [US: ˌjuː.nə.fəˈk.eɪʃ.n̩]

5678