test hollandul
| Angol | Holland |
|---|---|
| quaint [quainter, quaintest] (incongruous, inappropriate or illogical) adjective [UK: kweɪnt] [US: ˈkweɪnt] | onsamenhangendbijvoeglijk naamwoord |
| quaint [quainter, quaintest] (interestingly strange) adjective [UK: kweɪnt] [US: ˈkweɪnt] | merkwaardigbijvoeglijk naamwoord typischbijvoeglijk naamwoord |
| quiet [quieter, quietest] (having little motion) adjective [UK: ˈkwaɪət] [US: ˈkwaɪət] | kalmbijvoeglijk naamwoord |
| quiet [quieter, quietest] (not talking) adjective [UK: ˈkwaɪət] [US: ˈkwaɪət] | zwijgzaambijvoeglijk naamwoord |
| quiet [quieter, quietest] (with little sound) adjective [UK: ˈkwaɪət] [US: ˈkwaɪət] | geluidloosbijvoeglijk naamwoord geruisloosbijvoeglijk naamwoord rustigbijvoeglijk naamwoord stilbijvoeglijk naamwoord vredigbijvoeglijk naamwoord |
| remote [remoter, remotest] (at a distance) adjective [UK: rɪ.ˈməʊt] [US: rɪˈmoʊt] | afgelegenbijvoeglijk naamwoord van op afstandbijvoeglijk naamwoord verafbijvoeglijk naamwoord verwijderdbijvoeglijk naamwoord |
| rete testis noun | rete testissubstantief |
| right [righter, rightest] adjective [UK: raɪt] [US: ˈraɪt] | billijkbijvoeglijk naamwoord correctbijvoeglijk naamwoord eerlijkbijvoeglijk naamwoord juistbijvoeglijk naamwoord rechtbijvoeglijk naamwoord rechtsbijvoeglijk naamwoord rechtschapenbijvoeglijk naamwoord rechtsebijvoeglijk naamwoord rechtvaardigbijvoeglijk naamwoord |
| short [shorter, shortest] (having a small distance between ends or edges) adjective [UK: ʃɔːt] [US: ˈʃɔːrt] | kortbijvoeglijk naamwoord |
| short [shorter, shortest] (of a person, of comparatively small height) adjective [UK: ʃɔːt] [US: ˈʃɔːrt] | kleinbijvoeglijk naamwoord |
| short [shorter, shortest] adjective [UK: ʃɔːt] [US: ˈʃɔːrt] | dichtbijvoeglijk naamwoord dichtebijvoeglijk naamwoord kortebijvoeglijk naamwoord |
| short-term [shorter-term, shortest-term] (of a short duration of time) adjective [UK: ˈʃɔːt tɜːm] [US: ˈʃɔːrt tɝːm] | kortdurendbijvoeglijk naamwoord kortlopendbijvoeglijk naamwoord lapmiddelbijvoeglijk naamwoord |
| short-term [shorter-term, shortest-term] (of the near or immediate future) adjective [UK: ˈʃɔːt tɜːm] [US: ˈʃɔːrt tɝːm] | op kort termijnbijvoeglijk naamwoord |
| slight [slighter, slightest] (small in amount, insignificant) adjective [UK: ˈslaɪt] [US: ˈslaɪt] | onbeduidendbijvoeglijk naamwoord |
| small intestine [small intestines] (upper part of the intestine) noun [UK: smɔːl ɪn.ˈte.stɪn] [US: ˈsmɒl ˌɪn.ˈte.stən] | dunne darmsubstantief |
| smart [smarter, smartest] (exhibiting intellectual knowledge, such as that found in books) adjective [UK: smɑːt] [US: ˈsmɑːrt] | intelligentbijvoeglijk naamwoord slimbijvoeglijk naamwoord wijsbijvoeglijk naamwoord |
| smart [smarter, smartest] (exhibiting social ability or cleverness) adjective [UK: smɑːt] [US: ˈsmɑːrt] | handigbijvoeglijk naamwoord |
| smear test (gynaecology: screening test) noun | uitstrijkjesubstantief |
