test hollandul
| Angol | Holland |
|---|---|
| litmus test (figurative senses) noun | lakmoestestsubstantief |
| minute [minuter, minutest] (very small) adjective [UK: maɪ.ˈnjuːt] [US: ˈmɪ.nət] | minusculebijvoeglijk naamwoord minuscuulbijvoeglijk naamwoord nietigbijvoeglijk naamwoord nietigebijvoeglijk naamwoord onbeduidendbijvoeglijk naamwoord onbeduidendebijvoeglijk naamwoord |
| moist [moister, moistest] (characterized by the presence of moisture; slightly wet) adjective [UK: mɔɪst] [US: ˌmɔɪst] | nattigbijvoeglijk naamwoord vochtigbijvoeglijk naamwoord |
| neat [neater, neatest] (having a simple elegance or style; clean, trim, tidy, tasteful) adjective [UK: niːt] [US: ˈniːt] | netjesbijvoeglijk naamwoord |
| neat [neater, neatest] (tidy, free from dirt) adjective [UK: niːt] [US: ˈniːt] | netbijvoeglijk naamwoord properbijvoeglijk naamwoord puurbijvoeglijk naamwoord |
| neo-testamentary (of or pertaining to the New Testament of the Bible) adjective | nieuwtestamentischbijvoeglijk naamwoord |
| New Testament (second half of the Christian Bible) proper noun [UK: njuː ˈte.stə.mənt] [US: nuː ˈte.stə.mənt] | Nieuwe Testamenteigennam |
| nuclear testing (testing of nuclear weapon) noun | atoomproefsubstantief kernproefsubstantief |
| Old Testament (first half of the Christian Bible) proper noun [UK: əʊld ˈte.stə.mənt] [US: oʊld ˈte.stə.mənt] | Oude Testamenteigennam |
| oral test (oral test at a regular class in primary or secondary school) noun [UK: ˈɔː.rəl ˈtest] [US: ˈɔː.rəl ˈtest] | mondelingsubstantief mondelinge overhoringsubstantief overhoringsubstantief |
| Pap test (gynaecology: screening test) noun | uitstrijkjesubstantief |
| placement test (test done before a course to determine the students' level of ability or knowledge) noun [UK: ˈpleɪs.mənt ˈtest] [US: ˈpleɪs.mənt ˈtest] | plaatsingstoetssubstantief |
| pleasant [pleasanter, pleasantest] (giving pleasure; pleasing in manner) adjective [UK: ˈpleznt] [US: ˈple.zənt] | aangenaambijvoeglijk naamwoord behaaglijkbijvoeglijk naamwoord fijnbijvoeglijk naamwoord plezierigbijvoeglijk naamwoord |
| pregnancy test [pregnancy tests] (a piece of test equipment) noun [UK: ˈpreɡ.nən.si ˈtest] [US: ˈpreɡ.nən.si ˈtest] | zwangerschapstestsubstantief |
| protest [protests] (formal objection) noun [UK: prə.ˈtest] [US: prə.ˈtest] | protestsubstantief |
| protest [protested, protesting, protests] (to make a strong objection) verb [UK: prə.ˈtest] [US: prə.ˈtest] | protesterenwerkwoord |
| protest [protests] noun [UK: prə.ˈtest] [US: prə.ˈtest] | manifestatiesubstantief protestactiesubstantief |
| protest vote (vote cast as a protest) noun | foertstemsubstantief proteststemsubstantief |
| Protestantism (faith) noun [UK: ˈprɒt.ɪst.ənt.ˌɪz.əm] [US: ˈprɑːt.əst.ənt.ˌɪz.əm] | protestantismesubstantief |
| quaint [quainter, quaintest] (fastidious) adjective [UK: kweɪnt] [US: ˈkweɪnt] | kieskeurigbijvoeglijk naamwoord veeleisendbijvoeglijk naamwoord |
| quaint [quainter, quaintest] (having old-fashioned charm) adjective [UK: kweɪnt] [US: ˈkweɪnt] | pittoreskbijvoeglijk naamwoord |
| quaint [quainter, quaintest] (incongruous, inappropriate or illogical) adjective [UK: kweɪnt] [US: ˈkweɪnt] | ongepastbijvoeglijk naamwoord onlogischbijvoeglijk naamwoord |
