test hollandul
| Angol | Holland |
|---|---|
| fast [faster, fastest] (moving or capable of moving with great speed) adjective [UK: fɑːst] [US: ˈfæst] | rapbijvoeglijk naamwoord snelbijvoeglijk naamwoord vlugbijvoeglijk naamwoord |
| fit [fitter, fittest] (adapted to a purpose or environment) adjective [UK: fɪt] [US: ˈfɪt] | aangepastbijvoeglijk naamwoord |
| fit [fitter, fittest] (in good shape) adjective [UK: fɪt] [US: ˈfɪt] | fitbijvoeglijk naamwoord |
| fit [fitter, fittest] (suitable, proper) adjective [UK: fɪt] [US: ˈfɪt] | passendbijvoeglijk naamwoord |
| flat [flatter, flattest] (having no variations in altitude) adjective [UK: flæt] [US: ˈflæt] | platbijvoeglijk naamwoord vlakbijvoeglijk naamwoord |
| flat [flatter, flattest] (of a tyre: deflated) adjective [UK: flæt] [US: ˈflæt] | lekbijvoeglijk naamwoord |
| flat [flatter, flattest] (with its carbon dioxide having come out of solution) adjective [UK: flæt] [US: ˈflæt] | verschaaldbijvoeglijk naamwoord |
| gastrointestinal (of or pertaining to the stomach and intestines) adjective [UK: ˌɡæ.strəʊɪn.ˈte.stɪn.l̩] [US: ˌɡæstro.ʊɪn.ˈte.stɪn.l̩] | gastro-intestinaalbijvoeglijk naamwoord |
| gaunt [gaunter, gauntest] (lean, angular and bony) adjective [UK: ɡɔːnt] [US: ˈɡɒnt] | magerbijvoeglijk naamwoord |
| great [greater, greatest] (important title) adjective [UK: ˈɡreɪt] [US: ˈɡreɪt] | de Grotebijvoeglijk naamwoord |
| great [greater, greatest] (very big, large scale) adjective [UK: ˈɡreɪt] [US: ˈɡreɪt] | grootbijvoeglijk naamwoord |
| great [greater, greatest] (very good) adjective [UK: ˈɡreɪt] [US: ˈɡreɪt] | heerlijkbijvoeglijk naamwoord prachtigbijvoeglijk naamwoord |
| greatest common divisor (largest positive integer or polynomial) noun [UK: ˈɡreɪt.ɪst ˈkɒ.mən dɪ.ˈvaɪ.zə(r)] [US: ˈɡreɪt.əst ˈkɑː.mən dɪ.ˈvaɪ.zər] | grootste gemene delersubstantief |
| hot [hotter, hottest] (having a high temperature) adjective [UK: hɒt] [US: hɑːt] | heetbijvoeglijk naamwoord warmbijvoeglijk naamwoord |
| hot [hotter, hottest] (slang: physically very attractive) adjective [UK: hɒt] [US: hɑːt] | geilbijvoeglijk naamwoord lekkerbijvoeglijk naamwoord pornobijvoeglijk naamwoord |
| hot [hotter, hottest] (spicy) adjective [UK: hɒt] [US: hɑːt] | pikantbijvoeglijk naamwoord pittigbijvoeglijk naamwoord |
| I'm a Protestant phrase | ik ben protestantphrase ik ben protestantsphrase |
| incontestable (Not contestable; indisputable) adjective [UK: ˌɪnk.ən.ˈte.stəb.l̩] [US: ˌɪnk.ən.ˈte.stəb.l̩] | onbetwistbaarbijvoeglijk naamwoord ontegenzeglijkbijvoeglijk naamwoord |
| intestine [intestines] (alimentary canal) noun [UK: ɪn.ˈte.stɪn] [US: ˌɪn.ˈte.stən] | darmsubstantief ingewandensubstantief |
| large intestine [large intestines] (bodily organ) noun [UK: lɑːdʒ ɪn.ˈte.stɪn] [US: ˈlɑːrdʒ ˌɪn.ˈte.stən] | dikke darmsubstantief |
| latest (most recent) adjective [UK: ˈleɪ.tɪst] [US: ˈleɪ.təst] | laatstbijvoeglijk naamwoord laatst verschenenbijvoeglijk naamwoord nieuwstbijvoeglijk naamwoord recentstbijvoeglijk naamwoord |
| late [later, latest] (euphemism for "dead") adjective [UK: leɪt] [US: ˈleɪt] | wijlenbijvoeglijk naamwoord |
| late [later, latest] (near the end of a period of time) adjective [UK: leɪt] [US: ˈleɪt] | laatbijvoeglijk naamwoord latebijvoeglijk naamwoord |
| late [later, latest] (not having had an expected menstrual period) adjective [UK: leɪt] [US: ˈleɪt] | overtijdbijvoeglijk naamwoord |
| litmus test (chemistry) noun | lakmoesproefsubstantief |
