Német-Holland szótár »

ehe hollandul

NémetHolland
das Ansehen [des Ansehens] Substantiv

uiterlijko

voorkomeno

anziehen [zog an; ist angezogen] Verb

aandoenv

aanhalenv

aankledenv

aantrekkenv

bekledenv

kledenv

omkledenv

opleggenv

rukkenv

staanv

trekkenv

auf Wiedersehen

adieu

vaarwelinterjection

aufheitern [heiterte auf; hat aufgeheitert] Verb

opkikkerenv

opmonterenv

opvrolijkenv

aufhellen [hellte auf; hat aufgehellt] Verb

verlichtenv

aufgehen [ging auf; ist aufgegangen] Verb

opengaanv

openvallenv

opgaanv

opkomenv

opstaanv

rijzenv

stijgenv

verrijzenv

wassenv

aufhetzen [hetzte auf; hat aufgehetzt] Verb

aansporenv

aanstokenv

aanvurenv

aanwakkerenv

irriterenv

ophitsenv

opstangjagenv

opwekkenv

prikkelenv

sarrenv

zwepenv

das Aufsehen [des Aufsehens] Substantiv

bevreemdingo

1234