Holland-Német szótár »

ach németül

HollandNémet
ach interjection

achInterjection

ahInterjection

ha

wehe

ach bijvoeglijk naamwoord

wehAdjektiv

Acheron

Acheron

Achilles substantief

Achilles

achromatisch bijvoeglijk naamwoord

achromatisch [achromatischer; am achromatischsten]Adjektiv

farblos [farbloser; am farblosesten]Adjektiv

acht substantief

die Achtung [der Achtung; —]Substantiv

die Aufmerksamkeit [der Aufmerksamkeit; die Aufmerksamkeiten]Substantiv

acht bijvoeglijk naamwoord

achtAdjektiv

achtbaar bijvoeglijk naamwoord

achtbar [achtbarer; am achtbarsten]Adjektiv

achteloos bijvoeglijk naamwoord

achtlos [achtloser; am achtlosesten]Adjektiv

fahrlässig [fahrlässiger; am fahrlässigsten]Adjektiv

achten

dafür halten

achten werkwoord

hochschätzen [schätzte hoch; hat hochgeschätzt]Phrase

achten v

achten [achtete; hat geachtet für +Akkusativ]Verb

befinden [befand; hat befunden]Verb

erachten [erachtete; hat erachtet]Verb

meinen [meinte; hat gemeint Akkusativ]Verb

achten werkwoord
veraltet

bedünken [bedünkte; hat bedünkt]Verb

achtenswaardig bijvoeglijk naamwoord

achtbar [achtbarer; am achtbarsten]Adjektiv

achter bijvoeglijk naamwoord

hinter [—; am hinterst]Phrase

achter bijwoord

hintenAdverb

nach

Achter-Indië

Hinterindien

Achter-Rijn

Hinterrhein

achteraan bijwoord

hintenAdverb

achteraf bijvoeglijk naamwoord

späterAdjektiv

weit [weiter; am weitesten]Adjektiv

achteraf bijwoord

dannAdverb

darauf

hernachAdverb

hierauf

hintenAdverb

hinterher

nachher

achterblijven v

zurückbleiben [blieb zurück; ist zurückgeblieben]Verb

achterdocht m

der Argwohn [des Argwohns/Argwohnes] (gegen + Akkusativ)Substantiv

12