Német | Holland |
---|---|
ah Interjection | achinterjection ahinterjection hainterjection ochinterjection ohinterjection |
die Ahle [der Ahle; die Ahlen] Substantiv | elssubstantief priemsubstantief steekpriemsubstantief |
nachahmen [ahmte nach; hat nachgeahmt] Verb | |
der Ahn [des Ahnen; die Ahnen] Substantiv | |
ahnden [ahndete; hat geahndet] Verb | |
Ahnenähnlichkeit | |
die Ahnung [der Ahnung; die Ahnungen] Substantiv | voorgevoelsubstantief |
der Ahorn [des Ahorns; die Ahorne] Substantiv | aakm |
hold [Komp.: holder Sup.: am holdesten [des ; die a holdak] Adjektiv | bekoorlijkbijvoeglijk naamwoord bevalligbijvoeglijk naamwoord charmantbijvoeglijk naamwoord dierbaarbijvoeglijk naamwoord goedgezindbijvoeglijk naamwoord gracieusbijvoeglijk naamwoord gunstigbijvoeglijk naamwoord innemendbijvoeglijk naamwoord liefbijvoeglijk naamwoord schattigbijvoeglijk naamwoord sierlijkbijvoeglijk naamwoord snoeperigbijvoeglijk naamwoord snoezigbijvoeglijk naamwoord welgezindbijvoeglijk naamwoord |
das Abendmahl [des Abendmahles/Abendmahls; die Abendmahle] Substantiv | |
abfahren Verb |