Angol-Holland szótár »

out hollandul

AngolHolland
about preposition
[UK: ə.ˈbaʊt]
[US: ə.ˈbaʊt]

omtrentpreposition

about-face [about-faces] (military: abrupt turn to face the opposite direction)
noun
[UK: ə.ˌbaʊt ˈfeɪs]
[US: ə.ˌbaʊt ˈfeɪs]

rechtsomkeertsubstantief

about-face [about-faces] (reversal of direction or attitude)
noun
[UK: ə.ˌbaʊt ˈfeɪs]
[US: ə.ˌbaʊt ˈfeɪs]

koerswijzigingsubstantief
{m}

ommezwaaisubstantief
{m}

about-face (to change opinion or attitude)
verb
[UK: ə.ˌbaʊt ˈfeɪs]
[US: ə.ˌbaʊt ˈfeɪs]

een totale ommekeer uitvoerenwerkwoord

het roer omgooienwerkwoord

zijn standpunt totaal wijzigenwerkwoord

about-face (to turn 180 degrees)
verb
[UK: ə.ˌbaʊt ˈfeɪs]
[US: ə.ˌbaʊt ˈfeɪs]

rechtsomkeert makenwerkwoord

about sledge (largest hammer)
noun

smidshamersubstantief
{m}

voorhamersubstantief
{m}

about time (close to the right time)
adverb
[UK: ə.ˈbaʊt ˈtaɪm]
[US: ə.ˈbaʊt ˈtaɪm]

haast zoverbijwoord

ongeveer tijdbijwoord

about time (far past the desired time)
adverb
[UK: ə.ˈbaʊt ˈtaɪm]
[US: ə.ˈbaʊt ˈtaɪm]

eindelijkbijwoord

about to (indicating imminence)
phrase

op het punt staanphrase

tephrase

about turn (about face)
noun
[UK: ə.ˈbaʊt tɜːn]
[US: ə.ˈbaʊt ˈtɝːn]

rechtsomkeertsubstantief

about turn (change of opinion)
noun
[UK: ə.ˈbaʊt tɜːn]
[US: ə.ˈbaʊt ˈtɝːn]

koersveranderingsubstantief
{m}

ommezwaaisubstantief
{m}

accouter verb

uitdossenwerkwoord

voorzienwerkwoord

agouti [agoutis] (a rodent similar in appearance to a guinea pig but having longer legs)
noun
[UK: ə.ˈɡuː.ti]
[US: ə.ˈɡuː.ti]

agoetisubstantief

back out (to withdraw from something one has promised to do)
verb
[UK: ˈbæk ˈaʊt]
[US: ˈbæk ˈaʊt]

zich terugtrekkenwerkwoord
{n}

badmouth (to criticize or malign, especially unfairly or spitefully)
verb

kwaadsprekenwerkwoord

bean sprout [bean sprouts] (a sprout of the mung bean)
noun

taugésubstantief
{n}

bear out (corroborate, prove, or confirm)
verb
[UK: beə(r) ˈaʊt]
[US: ˈber ˈaʊt]

bevestigenwerkwoord

bicycle roundabout (type of roundabout)
noun

fietsrotondesubstantief
{f} {m}

black out (lose consciousness)
verb
[UK: blæk ˈaʊt]
[US: ˈblæk ˈaʊt]

flauwvallenwerkwoord

black out (make dark)
verb
[UK: blæk ˈaʊt]
[US: ˈblæk ˈaʊt]

verduisterenwerkwoord

blackout [blackouts] (a large-scale power failure)
noun
[UK: ˈblæk.aʊt]
[US: ˈblæˌk.ɑːwt]

stroomstoringsubstantief
{f}

blackout [blackouts] (a temporary loss of consciousness)
noun
[UK: ˈblæk.aʊt]
[US: ˈblæˌk.ɑːwt]

bewustzijnsverliessubstantief

blackout [blackouts] (a temporary loss of memory)
noun
[UK: ˈblæk.aʊt]
[US: ˈblæˌk.ɑːwt]

geheugengatsubstantief

geheugenverliessubstantief

zwart gatsubstantief

blackout [blackouts] (the mandatory blinding of all light)
noun
[UK: ˈblæk.aʊt]
[US: ˈblæˌk.ɑːwt]

verduisteringsubstantief

blackout curtain (A curtain which blocks light)
noun

verduisterend gordijnsubstantief

bleed out (die due to excess bloodloss)
verb

doodbloedenwerkwoord

born with a silver spoon in one's mouth (born rich or in a wealthy family)
adjective

met een gouden lepel in de mond geborenbijvoeglijk naamwoord

boutique [boutiques] (a small shop, especially one that sells fashionable clothes, jewelry and the like)
noun
[UK: buː.ˈtiːk]
[US: buː.ˈtiːk]

boetieksubstantief
{f}

breathe out (to exhale)
verb
[UK: briːð ˈaʊt]
[US: ˈbriːð ˈaʊt]

uitademenwerkwoord

bring about (to accomplish)
verb
[UK: brɪŋ ə.ˈbaʊt]
[US: ˈbrɪŋ ə.ˈbaʊt]

bewerkstelligenwerkwoord

3456

Korábban kerestél rá