Angol-Holland szótár »

late hollandul

AngolHolland
plate tectonics (large-scale movement of tectonic plates)
noun
[UK: pleɪt tek.ˈtɒ.nɪks]
[US: ˈpleɪt tek.ˈtɑː.nɪks]

platentektonieksubstantief
{f}

plateau [plateaux] (level expanse)
noun
[UK: ˈplæ.təʊ]
[US: plæˈto.ʊ]

hoogvlaktesubstantief
{f}

plateausubstantief
{n}

plateau (level off)
verb
[UK: ˈplæ.təʊ]
[US: plæˈto.ʊ]

stabiliserenwerkwoord

stagnerenwerkwoord

plateau [plateaux] (ornamental dish)
noun
[UK: ˈplæ.təʊ]
[US: plæˈto.ʊ]

schaalsubstantief
{f}

platelet [platelets] (particle found in the blood of mammals)
noun
[UK: ˈpleɪt.lət]
[US: ˈpleɪt.lət]

bloedplaatjesubstantief
{n}

polyethylene terephthalate (type of polyester)
noun

polyethyleentereftalaatsubstantief
{n}

populate [populated, populating, populates] (to live in)
verb
[UK: ˈpɒ.pjʊ.leɪt]
[US: ˈpɑː.pjə.ˌlet]

bevolkenwerkwoord

postulate [postulates] (logic: an axiom)
noun
[UK: ˈpɒ.stjʊ.leɪt]
[US: ˈpɑːs.tʃə.ˌlet]

postulaatsubstantief
{n}

pre-ejaculate noun
[UK: pre ɪ.ˈdʒæ.kjʊ.leɪt]
[US: ˈpriː ɪ.ˈdʒæ.kjuː.ˌlet]

voorvochtsubstantief
{n}

prelate [prelates] (clergyman)
noun
[UK: ˈpre.lət]
[US: ˈpre.lət]

kerkvorstsubstantief
{m}

prelaatsubstantief
{m}

pullulate [pullulated, pullulating, pullulates] (to germinate)
verb
[UK: ˈpʌ.ljʊ.leɪt]
[US: ˈpʌ.ljʊ.leɪt]

kiemenwerkwoord

zich ontwikkelenwerkwoord

pullulate [pullulated, pullulating, pullulates] (to teem; to be filled (with))
verb
[UK: ˈpʌ.ljʊ.leɪt]
[US: ˈpʌ.ljʊ.leɪt]

krioelenwerkwoord

quadrilateral (having four sides)
adjective
[UK: ˌkwɒ.drɪ.ˈlæ.tə.rəl]
[US: ˌkwɒ.drɪ.ˈlæ.tə.rəl]

quadrilateraalbijvoeglijk naamwoord

vierhoekigbijvoeglijk naamwoord

quadrilateral [quadrilaterals] (polygon having four sides)
noun
[UK: ˌkwɒ.drɪ.ˈlæ.tə.rəl]
[US: ˌkwɒ.drɪ.ˈlæ.tə.rəl]

vierhoeksubstantief

recapitulate [recapitulated, recapitulating, recapitulates] (to summarize or repeat in concise form)
verb
[UK: ˌriːk.ə.ˈpɪ.tʃʊ.leɪt]
[US: ˌrik.ə.ˈpɪ.tʃə.ˌlet]

samenvattenwerkwoord

reformulate [reformulated, reformulating, reformulates] (to formulate again)
verb
[UK: ˌriː.ˈfɔː.mju.leɪt]
[US: ri.ˈfɔːr.mjə.ˌlet]

herformulerenwerkwoord

regulate [regulated, regulating, regulates] (adjust)
verb
[UK: ˈre.ɡjʊ.leɪt]
[US: ˈre.ɡjə.ˌlet]

regelenwerkwoord

relate [related, relating, relates] (to tell in a descriptive manner)
verb
[UK: rɪ.ˈleɪt]
[US: rə.ˈleɪt]

vertellenwerkwoord

relate [related, relating, relates] verb
[UK: rɪ.ˈleɪt]
[US: rə.ˈleɪt]

relaterenwerkwoord

related (being a relative of)
adjective
[UK: rɪ.ˈleɪ.tɪd]
[US: rə.ˈleɪ.təd]

verwantbijvoeglijk naamwoord

related (narrated; told)
adjective
[UK: rɪ.ˈleɪ.tɪd]
[US: rə.ˈleɪ.təd]

verteldbijvoeglijk naamwoord

related (standing in relation or connection)
adjective
[UK: rɪ.ˈleɪ.tɪd]
[US: rə.ˈleɪ.təd]

gerelateerdbijvoeglijk naamwoord

scintillate [scintillated, scintillating, scintillates] (to twinkle)
verb
[UK: ˈsɪn.tɪ.leɪt]
[US: ˈsɪn.tɪ.leɪt]

glinsterenwerkwoord

schitterenwerkwoord

see you later (goodbye)
phrase
[UK: ˈsiː juː ˈleɪ.tə(r)]
[US: ˈsiː ˈjuː ˈleɪ.tər]

laterphrase

tot laterphrase

tot straksphrase

tot zophrase

zie je laterphrase

see you later alligator (Extended form of see you later)
phrase

aju parapluphrase

shoot first and ask questions later (To take hasty, immediate action with serious consequences)
verb

dan vragen stellenwerkwoord

eerst schietenwerkwoord

slate [slated, slating, slates] (anticipate or strongly expect)
verb
[UK: sleɪt]
[US: sˈleɪt]

voorbestemmenwerkwoord

voorzienwerkwoord

slate [slates] (bluish-grey colour, see also: slate blue; slate gray; blue-gray)
noun
[UK: sleɪt]
[US: sˈleɪt]

leigrijssubstantief
{n}

4567

Korábban kerestél rá