Angol | Holland |
---|---|
infectious disease specialist (specialist) noun | infectioloogsubstantief |
infectiousness (state or condition of being infectious) noun [UK: ɪnˈfɛkʃəsnəs ] [US: ɪnˈfɛkʃəsnəs ] | infectiositeitsubstantief |
ingenious (displaying genius or brilliance; tending to invent) adjective [UK: ɪn.ˈdʒiː.nɪəs] [US: ˌɪn.ˈdʒiː.njəs] | ingenieusbijvoeglijk naamwoord |
ingenious (witty; original; shrewd; adroit; keen; sagacious) adjective [UK: ɪn.ˈdʒiː.nɪəs] [US: ˌɪn.ˈdʒiː.njəs] | vernuftigbijvoeglijk naamwoord |
injurious (causing harm to one's reputation) adjective [UK: ɪn.ˈdʒʊə.rɪəs] [US: ˌɪn.ˈdʒʊ.riəs] | iemands reputatie beschadigenbijvoeglijk naamwoord |
insidious (producing serious harm in a stealthy, often gradual, manner) adjective [UK: ɪn.ˈsɪ.dɪəs] [US: ˌɪn.ˈsɪ.diəs] | sluipendbijvoeglijk naamwoord verraderlijkbijvoeglijk naamwoord |
it was delicious (phrase said to compliment a meal after eating it) phrase [UK: ɪt wɒz dɪ.ˈlɪ.ʃəs] [US: ˈɪt wəz də.ˈlɪ.ʃəs] | het was lekkerphrase het was verrukkelijkphrase |
judicious (having or characterized by good judgment or sound thinking) adjective [UK: dʒuː.ˈdɪ.ʃəs] [US: dʒuː.ˈdɪ.ʃəs] | oordeelkundigbijvoeglijk naamwoord |
laborious (requiring much physical effort) adjective [UK: lə.ˈbɔː.rɪəs] [US: lə.ˈbɔː.riəs] | arbeidsintensiefbijvoeglijk naamwoord bewerkelijkbijvoeglijk naamwoord laborieusbijvoeglijk naamwoord |
lascivious (wanton) adjective [UK: lə.ˈsɪ.vɪəs] [US: lə.ˈsɪ.viəs] | wellustigbijvoeglijk naamwoord |
licentious (disregarding accepted rules) adjective [UK: laɪ.ˈsen.ʃəs] [US: laɪ.ˈsen.tʃəs] | non-conformistischbijvoeglijk naamwoord vrijgevochtenbijvoeglijk naamwoord |
licentious (lacking restraint, particularly in sexual conduct) adjective [UK: laɪ.ˈsen.ʃəs] [US: laɪ.ˈsen.tʃəs] | libertijnsbijvoeglijk naamwoord licentieusbijvoeglijk naamwoord losbandigbijvoeglijk naamwoord wellustigbijvoeglijk naamwoord wulpsbijvoeglijk naamwoord |
licentiousness (Property of being licentious) noun [UK: laɪ.ˈsen.ʃə.snəs] [US: laɪ.ˈsen.ʃə.snəs] | wellustigheidsubstantief wulpsheidsubstantief |
loquacious (talkative, chatty) adjective [UK: lə.ˈkweɪ.ʃəs] [US: loˈkweɪ.ʃəs] | praatgraagbijvoeglijk naamwoord praatziekbijvoeglijk naamwoord |
luscious (obscene) adjective [UK: ˈlʌ.ʃəs] [US: ˈlʌ.ʃəs] | obsceenbijvoeglijk naamwoord |
luscious (sexually appealing) adjective [UK: ˈlʌ.ʃəs] [US: ˈlʌ.ʃəs] | verleidelijkbijvoeglijk naamwoord wulpsbijvoeglijk naamwoord |
luscious (sweet and pleasant) adjective [UK: ˈlʌ.ʃəs] [US: ˈlʌ.ʃəs] | delicieusbijvoeglijk naamwoord smaakvolbijvoeglijk naamwoord zoetbijvoeglijk naamwoord |
luxurious (being very fine and comfortable) adjective [UK: lʌɡ.ˈʒʊə.rɪəs] [US: lʌg.ˈʒɜː.riəs] | luxueusbijvoeglijk naamwoord |
malicious (of, pertaining to, or as a result of malice or spite) adjective [UK: mə.ˈlɪ.ʃəs] [US: mə.ˈlɪ.ʃəs] | boosbijvoeglijk naamwoord kwaadbijvoeglijk naamwoord kwaadaardigbijvoeglijk naamwoord |
melodious (having a pleasant melody) adjective [UK: mɪ.ˈləʊ.dɪəs] [US: mɪˈlo.ʊ.dɪəs] | melodieusbijvoeglijk naamwoord |
mendacious (lying, untruthful or dishonest) adjective [UK: men.ˈdeɪ.ʃəs] [US: men.ˈdeɪ.ʃəs] | leugenachtigbijvoeglijk naamwoord liegendbijvoeglijk naamwoord oneerlijkbijvoeglijk naamwoord |
meretricious (of, or relating to prostitutes) adjective [UK: ˌme.rɪ.ˈtrɪ.ʃəs] [US: ˌme.rɪ.ˈtrɪ.ʃəs] | hoerachtigbijvoeglijk naamwoord |