Nederlands-Engels woordenboek »

klaar betekenis in Engels

NederlandsEngels
klaar bijvoeglijk naamwoord

apparent(visible)
adjective
[UK: ə.ˈpæ.rənt] [US: ə.ˈpe.rənt]

articulate(clear, effective)
adjective
[UK: ɑː.ˈtɪ.kjʊ.lət] [US: arˈtɪ.kjə.ˌlet]

clear [clearer, clearest](transparent in colour)
adjective
[UK: klɪə(r)] [US: ˈklɪr]

done(In a state of having completed or finished an activity)
adjective
[UK: dʌn] [US: ˈdən]

perspicuous(clearly expressed)
adjective
[UK: pə.ˈspɪ.kjʊəs] [US: pə.ˈspɪ.kjʊəs]

pure [purer, purest](free of foreign material or pollutants)
adjective
[UK: pjʊə(r)] [US: ˈpjʊr]

ready [readier, readiest](prepared for immediate action or use)
adjective
[UK: ˈre.di] [US: ˈre.di]

up(ready, willing)
adjective
[UK: ʌp] [US: ʌp]

klaar phrase

on your mark, get set, go(three-command start of racing)
phrase
[UK: ɒn jɔː(r) mɑːk ˈɡet set ɡəʊ] [US: ɑːn ˈjɔːr ˈmɑːrk ˈɡet ˈset ˈɡoʊ]

klaar bijwoord

clearly((modal) without a doubt, obviously)
adverb
[UK: ˈklɪə.li] [US: ˈklɪr.li]

klaar is Kees phrase

Bob's your uncle(desirable conclusion is reached)
phrase

klaar om aan te vallen substantief

offensive [offensives](posture of attack)
noun
[UK: ə.ˈfen.sɪv] [US: ə.ˈfen.sɪv]

klaar zijn werkwoord

do [did, done, doing, does]verb
[UK: duː] [US: ˈduː]

klaarblijkelijk bijvoeglijk naamwoord

apparent(seeming)
adjective
[UK: ə.ˈpæ.rənt] [US: ə.ˈpe.rənt]

ostensible(meant for open display; apparent)
adjective
[UK: ɒ.ˈsten.səb.l̩] [US: aˈsten.səb.l̩]

klaarblijkelijk bijwoord

evidently(obviously)
adverb
[UK: ˈe.vɪ.dənt.li] [US: ˈe.və.dənt.li]

klaarheid substantief
{f}

clarity [clarities](the state or measure of being clear)
noun
[UK: ˈklæ.rɪ.ti] [US: ˈkle.rə.ti]

lucidness(property of being lucid)
noun

klaarkomen werkwoord

cum(slang: have an orgasm; ejaculate)
verb
[UK: ˈkəm] [US: ˈkəm]

orgasm(to have an orgasm)
verb
[UK: ˈɔː.ɡæ.zəm] [US: ˈɔːr.ɡæ.zəm]

klaarkomen substantief
{n}

orgasm [orgasms](the peak of sexual pleasure)
noun
[UK: ˈɔː.ɡæ.zəm] [US: ˈɔːr.ɡæ.zəm]

klaarliggen werkwoord

await [awaited, awaiting, awaits](transitive: to be in store for)
verb
[UK: ə.ˈweɪt] [US: ə.ˈweɪt]

klaarmaken werkwoord

prepare [prepared, preparing, prepares](to make ready for a specific future purpose)
verb
[UK: prɪ.ˈpeə(r)] [US: pri.ˈper]

klaarover substantief

lollipop man(a male school crossing attendant, see also: lollipop lady; crossing guard; school crossing attendant)
noun

Klaartje eigennam

Clara(cognates and transliterations of the name Clara)
proper noun
[UK: ˈklæ.rə] [US: ˈklæ.rə]

klaarzetten werkwoord

set up(to ready something for use)
verb
[UK: set ʌp] [US: ˈset ʌp]

klaarzetten bijvoeglijk naamwoord

set up(in a position to function)
adjective
[UK: set ʌp] [US: ˈset ʌp]

gevechtsklaar bijvoeglijk naamwoord

embattled(prepared or armed for battle)
adjective
[UK: ɪm.ˈbæt.l̩d] [US: em.ˈbæt.l̩d]

in klaarlichte dag preposition

above ground(existing within or produced by the establishment)
preposition

kant en klaar bijvoeglijk naamwoord

ready-made(made in advance)
adjective
[UK: ˈre.dɪ meɪd] [US: ˈre.dɪ meɪd]

kant-en-klaar bijvoeglijk naamwoord

instant(quickly prepared)
adjective
[UK: ˈɪn.stənt] [US: ˈɪn.stənt]

turnkey(ready to use without further assembly)
adjective
[UK: ˈtɜːnk.iː] [US: ˈtɝːnˌk.i]

klinkklaar bijvoeglijk naamwoord

blatant(obvious, on show)
adjective
[UK: ˈbleɪtnt] [US: ˈbleɪ.tənt]

pure [purer, purest](free of foreign material or pollutants)
adjective
[UK: pjʊə(r)] [US: ˈpjʊr]

onklaar bijvoeglijk naamwoord

disabled(made incapable of use or action)
adjective
[UK: dɪs.ˈeɪb.l̩d] [US: ˌdɪ.ˈseɪb.l̩d]

onverklaarbaar bijvoeglijk naamwoord

inexplicable(impossible to explain)
adjective
[UK: ˌɪ.nɪk.ˈsplɪk.əb.l̩] [US: ˌɪ.nək.ˈsplɪ.səb.l̩]

insoluble(not explainable)
adjective
[UK: ɪn.ˈsɒ.ljʊb.l̩] [US: ˌɪn.ˈsɑː.ljəb.l̩]

unaccountable(Inexplicable)
adjective
[UK: ˌʌ.nəˈk.aʊn.təb.l̩] [US: ˌʌ.nəˈk.aʊn.təb.l̩]

onverklaarbaar bijwoord

inexplicably(in an inexplicable manner)
adverb
[UK: i.nex.plica.bi] [US: ˌɪ.nɪk.ˈsplɪk.əb.bi]

onverklaard bijvoeglijk naamwoord

unexplained(not explained)
adjective
[UK: ˌʌ.nɪk.ˈspleɪnd] [US: ˌʌ.nɪk.ˈspleɪnd]

12

Zoek geschiedenis