Engels-Nederlands woordenboek »

prepare betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
prepare [prepared, preparing, prepares] (to make ready for a specific future purpose)
verb
[UK: prɪ.ˈpeə(r)]
[US: pri.ˈper]

klaarmakenwerkwoord

preparerenwerkwoord

voorbereidenwerkwoord

preparedness (state of being prepared)
noun
[UK: prɪ.ˈpeə.rɪd.nəs]
[US: pri.ˈpe.rəd.nəs]

paraatheidsubstantief
{f}

unprepared (not prepared)
adjective
[UK: ˌʌn.prɪ.ˈpeəd]
[US: ˌʌn.pri.ˈperd]

onvoorbereidbijvoeglijk naamwoord