Engels-Nederlands woordenboek »

done betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
done ((of food) ready, fully cooked)
adjective
[UK: dʌn]
[US: ˈdən]

gaarbijvoeglijk naamwoord

done (being exhausted or fully spent)
adjective
[UK: dʌn]
[US: ˈdən]

opbijvoeglijk naamwoord

done (In a state of having completed or finished an activity)
adjective
[UK: dʌn]
[US: ˈdən]

klaarbijvoeglijk naamwoord

do [did, done, doing, does] (be in jail)
verb
[UK: duː]
[US: ˈduː]

zittenwerkwoord

do [did, done, doing, does] (be reasonable or acceptable)
verb
[UK: duː]
[US: ˈduː]

gaanwerkwoord

do [did, done, doing, does] (cook)
verb
[UK: duː]
[US: ˈduː]

bakkenwerkwoord

kokenwerkwoord

do [did, done, doing, does] (for emphasis)
verb
[UK: duː]
[US: ˈduː]

welwerkwoord

do [did, done, doing, does] (in questions)
verb
[UK: duː]
[US: ˈduː]

Not used in Dutchwerkwoord

do [did, done, doing, does] (slang: have sex with)
verb
[UK: duː]
[US: ˈduː]

binnendoenwerkwoord

do [did, done, doing, does] (visit)
verb
[UK: duː]
[US: ˈduː]

bezoekenwerkwoord

do [did, done, doing, does] (work, suffice)
verb
[UK: duː]
[US: ˈduː]

volstaanwerkwoord

do [did, done, doing, does] verb
[UK: duː]
[US: ˈduː]

aanvallen; eraan zijnwerkwoord

doenwerkwoord

goeddoenwerkwoord

kapot zijn ; deugddoenwerkwoord

klaar zijnwerkwoord

Donetsk People's Republic (secessionist state)
proper noun
[UK: də.ˈnetsk ˈpiːp.l̩z rɪ.ˈpʌ.blɪk]
[US: də.ˈnetsk ˈpiːp.l̩z ri.ˈpʌ.blək]

Volksrepubliek Donetskeigennam
{f}

abandoned (free from constraint, uninhibited)
adjective
[UK: ə.ˈbæn.dənd]
[US: ə.ˈbæn.dənd]

ongeremdbijvoeglijk naamwoord

abandoned (geology: no longer being acted upon by the geologic forces that formed it)
adjective
[UK: ə.ˈbæn.dənd]
[US: ə.ˈbæn.dənd]

geologisch stabielbijvoeglijk naamwoord

abandoned (no longer maintained, forsaken, deserted)
adjective
[UK: ə.ˈbæn.dənd]
[US: ə.ˈbæn.dənd]

in de steek gelatenbijvoeglijk naamwoord

verlatenbijvoeglijk naamwoord

abandoned (wicked, self-abandoned, given to sin)
adjective
[UK: ə.ˈbæn.dənd]
[US: ə.ˈbæn.dənd]

liederlijkbijvoeglijk naamwoord

schaamteloosbijvoeglijk naamwoord

verdorvenbijvoeglijk naamwoord

abandon [abandoned, abandoning, abandons] (to cast out, expel, reject)
verb
[UK: ə.ˈbæn.dən]
[US: ə.ˈbæn.dən]

afwijzenwerkwoord

verbannenwerkwoord

verwerpenwerkwoord

abandon [abandoned, abandoning, abandons] (to give up control of, surrender)
verb
[UK: ə.ˈbæn.dən]
[US: ə.ˈbæn.dən]

opgevenwerkwoord

prijsgevenwerkwoord

abandon [abandoned, abandoning, abandons] (to leave behind or desert; to forsake)
verb
[UK: ə.ˈbæn.dən]
[US: ə.ˈbæn.dən]

achterlatenwerkwoord

begevenwerkwoord

in de steek laten; verzakenwerkwoord

verlatenwerkwoord

abandon [abandoned, abandoning, abandons] (to no longer exercise a right, relinquish a claim to property)
verb
[UK: ə.ˈbæn.dən]
[US: ə.ˈbæn.dən]

afstand doenwerkwoord

afzienwerkwoord

terugnemenwerkwoord

abandonee noun
[UK: ə.ˌbæn.də.ˈniː]
[US: ə.ˌbæn.dʌ.ˈniː]

cessionarissubstantief

been there, done that (assertion that the speaker has personal experience or knowledge of a particular place or topic)
phrase

al gezien al gedaanphrase

condone [condoned, condoning, condones] (to allow)
verb
[UK: kən.ˈdəʊn]
[US: kənˈdoʊn]

toelatenwerkwoord

12