Engels-Nederlands woordenboek »

clear betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
clear (all the way)
adverb
[UK: klɪə(r)]
[US: ˈklɪr]

helemaalbijwoord

clear [clearer, clearest] (bright, not obscured)
adjective
[UK: klɪə(r)]
[US: ˈklɪr]

helderbijvoeglijk naamwoord

clear [clearer, clearest] (free of ambiguity or doubt)
adjective
[UK: klɪə(r)]
[US: ˈklɪr]

duidelijkbijvoeglijk naamwoord

clear [clearer, clearest] (free of guilt or suspicion)
adjective
[UK: klɪə(r)]
[US: ˈklɪr]

zuiverbijvoeglijk naamwoord

clear [clearer, clearest] (free of obstacles)
adjective
[UK: klɪə(r)]
[US: ˈklɪr]

vrijbijvoeglijk naamwoord

clear (not near or touching something)
adverb
[UK: klɪə(r)]
[US: ˈklɪr]

weg vanbijwoord

clear [cleared, clearing, clears] (to become clear or freed from obstructions)
verb
[UK: klɪə(r)]
[US: ˈklɪr]

opklarenwerkwoord

clear [cleared, clearing, clears] (to eliminate ambiguity or doubt; to clarify)
verb
[UK: klɪə(r)]
[US: ˈklɪr]

verduidelijkenwerkwoord

verklarenwerkwoord

clear [cleared, clearing, clears] (to go through as payment)
verb
[UK: klɪə(r)]
[US: ˈklɪr]

verrekenenwerkwoord

clear [cleared, clearing, clears] (to remove from suspicion)
verb
[UK: klɪə(r)]
[US: ˈklɪr]

onthevenwerkwoord

vrijsprekenwerkwoord

clear [clearer, clearest] (transparent in colour)
adjective
[UK: klɪə(r)]
[US: ˈklɪr]

doorschijnendbijvoeglijk naamwoord

doorzichtigbijvoeglijk naamwoord

klaarbijvoeglijk naamwoord

clear [clearer, clearest] (without clouds)
adjective
[UK: klɪə(r)]
[US: ˈklɪr]

onbewolktbijvoeglijk naamwoord

wolkenloosbijvoeglijk naamwoord

clear [cleared, clearing, clears] verb
[UK: klɪə(r)]
[US: ˈklɪr]

ontruimenwerkwoord

ruimenwerkwoord

vrijmakenwerkwoord

clear cut (straightforward)
adjective
[UK: klɪə(r) kʌt]
[US: ˈklɪr ˈkət]

duidelijkbijvoeglijk naamwoord

clear someone's name (prove someone's innocence)
verb

iemands naam zuiverenwerkwoord

clearance [clearances] (permission to have access to sensitive or secret documents or other information)
noun
[UK: ˈklɪə.rəns]
[US: ˈklɪ.rəns]

vergunningsubstantief
{f}

clearing [clearings] (area of land within a wood or forest devoid of trees)
noun
[UK: ˈklɪər.ɪŋ]
[US: ˈklɪr.ɪŋ]

laarsubstantief
{n}

loosubstantief
{n}

trasubstantief
{f}

clearly ((modal) without a doubt, obviously)
adverb
[UK: ˈklɪə.li]
[US: ˈklɪr.li]

klaarbijwoord

clearly (in a clear manner)
adverb
[UK: ˈklɪə.li]
[US: ˈklɪr.li]

duidelijkbijwoord

customs clearance noun
[UK: ˈkʌ.stəmz ˈklɪə.rəns]
[US: ˈkʌ.stəmz ˈklɪ.rəns]

uitklaringsubstantief

mine-clearing noun
[UK: ˈmaɪn.ˌklɪə.rɪŋ]
[US: ˈmaɪn.ˌklɪə.rɪŋ]

ontmijningsubstantief
{f}

nuclear (involving nuclear energy)
adjective
[UK: ˈnjuː.klɪə(r)]
[US: ˈnuː.kliər]

kern-bijvoeglijk naamwoord

nuclear (of a weapon: deriving its force from nuclear energy)
adjective
[UK: ˈnjuː.klɪə(r)]
[US: ˈnuː.kliər]

nucleairbijvoeglijk naamwoord

nuclear bomb noun
[UK: ˈnjuː.klɪə(r) bɒm]
[US: ˈnuː.kliər ˈbɑːm]

kernbomsubstantief
{f}

nuclear energy (energy released by a nuclear reaction)
noun
[UK: ˈnjuː.klɪə(r) ˈe.nə.dʒi]
[US: ˈnuː.kliər ˈe.nər.dʒi]

kernenergiesubstantief
{f}

nuclear family [nuclear families] (a family unit consisting of a father, mother and children)
noun
[UK: ˈnjuː.klɪə(r) ˈfæ.mə.li]
[US: ˈnuː.kliər ˈfæ.mə.li]

kerngezinsubstantief
{n}

nuclear fission (atom-splitting nuclear reaction)
noun
[UK: ˈnjuː.klɪə(r) ˈfɪʃ.n̩]
[US: ˈnuː.kliər ˈfɪʃ.n̩]

kernsplijtingsubstantief
{f}

splitsensubstantief
{f}

nuclear fusion (the combining of the nuclei of small atoms to form the nuclei of larger ones)
noun
[UK: ˈnjuː.klɪə(r) ˈfjuːʒ.n̩]
[US: ˈnuː.kliər ˈfjuːʒ.n̩]

kernfusiesubstantief
{f}

nuclear physicist noun

kernfysicussubstantief
{m}

nuclear physics (branch of physics)
noun
[UK: ˈnjuː.klɪə(r) ˈfɪ.zɪks]
[US: ˈnuː.kliər ˈfɪ.zɪks]

kernfysicasubstantief
{f}

12