Engels-Nederlands woordenboek »

cum betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
cum (slang: have an orgasm; ejaculate)
verb
[UK: ˈkəm]
[US: ˈkəm]

klaarkomenwerkwoord

komenwerkwoord

cum (slang: semen)
noun
[UK: ˈkəm]
[US: ˈkəm]

kwakjesubstantief

cum laude (with praise)
adverb

met onderscheidingbijwoord

cumbersome (burdensome or hindering, as if a weight or drag; vexatious; cumbrous)
adjective
[UK: ˈkʌm.bə.səm]
[US: ˈkʌm.bər.səm]

hinderlijkbijvoeglijk naamwoord

lastigbijvoeglijk naamwoord

moeilijkbijvoeglijk naamwoord

moeizaambijvoeglijk naamwoord

zwaarbijvoeglijk naamwoord

cumbersome (inert, lumbering, slow in movement)
adjective
[UK: ˈkʌm.bə.səm]
[US: ˈkʌm.bər.səm]

logbijvoeglijk naamwoord

cumbersome (not easily managed or handled; awkward)
adjective
[UK: ˈkʌm.bə.səm]
[US: ˈkʌm.bər.səm]

omslachtigbijvoeglijk naamwoord

onhandigbijvoeglijk naamwoord

cumin [cumins] (its seed used as spice)
noun
[UK: ˈkʌ.mɪn]
[US: ˈkʌ.mən]

djierasubstantief
{m}

djintensubstantief
{m}

komijnzaadsubstantief
{n}

cumin [cumins] (plant Cuminum cyminum)
noun
[UK: ˈkʌ.mɪn]
[US: ˈkʌ.mən]

komijnsubstantief
{m}

kummelsubstantief
{m}

cummerbund (broad sash)
noun
[UK: ˈkʌ.mə.bʌnd]
[US: ˈkʌ.mə.bʌnd]

brede ceintuursubstantief
{f}

cummingtonite (mineral magnesium-iron silicate hydroxide)
noun
[UK: kˈʌmɪŋtˌɒnaɪt]
[US: kˈʌmɪŋtˌɑːnaɪt]

cummingtonietsubstantief
{m}

cumulative (incorporating all data up to the present)
adjective
[UK: ˈkjuː.mjʊ.lə.tɪv]
[US: ˈkjuː.mjə.lə.tɪv]

cumulatiefbijvoeglijk naamwoord

cumulus [cumuli] (white puffy cloud)
noun
[UK: ˈkjuː.mjʊ.ləs]
[US: ˈkjuː.mjʊ.ləs]

stapelwolksubstantief
{m} {f}

cumulonimbus [cumulonimbuses] (cloud)
noun
[UK: ˈkjuː.mjʊ.lə.ˈnɪm.bəs]
[US: ˌkjuː.mjəlo.ʊ.ˈnɪm.bəs]

cumulonimbussubstantief
{m}

accumulate [accumulated, accumulating, accumulates] (to grow in number)
verb
[UK: ə.ˈkjuː.mjə.leɪt]
[US: ə.ˈkjuː.mjə.ˌlet]

zich opstapelenwerkwoord

accumulate [accumulated, accumulating, accumulates] (to pile up)
verb
[UK: ə.ˈkjuː.mjə.leɪt]
[US: ə.ˈkjuː.mjə.ˌlet]

accumulerenwerkwoord

opstapelenwerkwoord

vermeerderenwerkwoord

accumulation [accumulations] (act of accumulating, the state of being accumulated)
noun
[UK: ə.ˌkjuː.mjə.ˈleɪʃ.n̩]
[US: ə.ˌkjuː.mjə.ˈleɪʃ.n̩]

accumulatiesubstantief
{f}

opeenhopingsubstantief
{f}

opstapelingsubstantief
{f}

accumulator [accumulators] (hydraulics: container which stores hydraulic power for release)
noun
[UK: ə.ˈkjuː.mjə.leɪ.tə(r)]
[US: ə.ˈkjuː.mjə.ˌle.tər]

accumulatorsubstantief
{m}

accumulator [accumulators] (one who or that which accumulates)
noun
[UK: ə.ˈkjuː.mjə.leɪ.tə(r)]
[US: ə.ˈkjuː.mjə.ˌle.tər]

verzamelaarsubstantief
{m}

accumulator [accumulators] (wet-cell storage battery)
noun
[UK: ə.ˈkjuː.mjə.leɪ.tə(r)]
[US: ə.ˈkjuː.mjə.ˌle.tər]

accusubstantief
{m}

acumen (quickness of perception)
noun
[UK: ˈæ.kjʊ.mən]
[US: ə.ˈkjuː.mən]

inzichtsubstantief
{n}

scherpzinnigheidsubstantief
{f}

aggravating circumstance noun

verzwarende omstandigheidsubstantief
{f}

bioaccumulation (the process by which substances accumulate in the tissues of living organisms)
noun

bioaccumulatiesubstantief
{f}

capsicum [capsicums] (plant of the genus Capsicum (only terms covering capsicum in general apply, NOT species-specific))
noun
[UK: ˈkæp.sɪkəm]
[US: ˈkæp.sɪkəm]

capsicumsubstantief
{n}

circumcise [circumcised, circumcising, circumcises] (to remove the foreskin from the penis)
verb
[UK: ˈsɜːk.əm.saɪz]
[US: ˈsɝːk.əm.ˌsaɪz]

besnijdenwerkwoord

circumcised (of a man)
adjective
[UK: ˈsɜːk.əm.saɪzd]
[US: ˈsɝːk.əm.ˌsaɪzd]

besnedenbijvoeglijk naamwoord

circumciser (one who performs circumcision)
noun

besnijdersubstantief
{m}

12

Zoek geschiedenis