Nederlands | Engels |
---|---|
merkwaardig bijvoeglijk naamwoord | odd [odder, oddest](strange) peculiar(out of the ordinary) quaint [quainter, quaintest](interestingly strange) quirky [quirkier, quirkiest](given to quirks or idiosyncrasies) weird [weirder, weirdest](deviating from the normal; bizarre) |
minderwaardig bijvoeglijk naamwoord | mean(low in quality; inferior) |
minderwaardigheid substantief {f} | inferiority(quality of being inferior) |
minderwaardigheidscomplex substantief | inferiority complex [inferiority complexes](a sense of inferiority) |
ongeloofwaardig bijvoeglijk naamwoord | incredulous(difficult to believe; incredible) tall [taller, tallest](of a story) unbelievable(implausible) |
ongerechtvaardigd bijvoeglijk naamwoord | unwarranted(being without warrant, authority or guaranty) |
ongerechtvaardigde verrijking substantief {f} | unjust enrichment(benefit unlawfully gained at another's expense) |
onrechtvaardig bijvoeglijk naamwoord | iniquitous(morally objectionable) unjust(not fair, just or right) |
onwaardig bijvoeglijk naamwoord | disingenuous(not noble; unbecoming true honor) |
op gelijkaardige wijze bijwoord | likewise(in like manner) |
op gelijkwaardige wijze bijwoord | likewise(in like manner) |
opmerkenswaardig bijvoeglijk naamwoord | noticeable(worthy of note; significant) |
plantaardig bijvoeglijk naamwoord | vegetable(of or relating to plants) vegetal(pertaining to vegetables or plants) |
plantaardige lam van Tartarije substantief {n} | vegetable lamb(legendary plant believed to grow sheep from its branches) |
plantaardige olie substantief {f} | oil(oil produced from plants) vegetable oil [vegetable oils](oil produced from plants) |
prijzenswaardig bijvoeglijk naamwoord | commendable(worthy of commendation) praiseworthy(meriting praise) |
prijzenswaardigheid substantief | laudableness(quality of being laudable) |
rechtvaardig bijvoeglijk naamwoord | equitable(fair, just, or impartial) fair [fairer, fairest](just, equitable) just(morally fair, righteous) right [righter, rightest]adjective |
rechtvaardigen werkwoord | justify [justified, justifying, justifies](provide an acceptable explanation) vindicate [vindicated, vindicating, vindicates](to justify by providing evidence) |
rechtvaardigheid substantief {f} | justice [justices](state of being just or fair) |
rechtvaardiging substantief | vindication(the act of vindicating) |
rechtvaardiging substantief {f} | justification [justifications](reason, explanation, or excuse) |
rekenvaardigheid substantief {f} | mathematics(person's ability to use mathematics) |
rijvaardigheidsbewijs substantief {n} | driver's license(documenting permitting a person to drive) |
taalvaardig bijvoeglijk naamwoord | articulate(speaking in a clear or effective manner) |
uitvaardigen werkwoord | promulgate [promulgated, promulgating, promulgates](to put into effect as a regulation) |