Holland-Német szótár »

daar németül

HollandNémet
daar

denn

weil

daar interrogative word

dainterrogative word

daar...aan

ihm

daar...vandaan

daher

daaraan bijwoord

ihm

daarbeneden bijwoord

unten

daarbij

damit

zudem

daarbij bijvoeglijk naamwoord

außerdemAdjektiv

daarbinnen bijvoeglijk naamwoord

inwendigAdverb

daarbinnen bijwoord

inne

innerhalb

daarbinnen voorzetsel

binnen

daarboven bijwoord

oben

daarbuiten bijvoeglijk naamwoord

äußerlichAdjektiv

daarbuiten bijwoord

draußenAdverb

daardoor bijwoord

dafür

darum

deshalb

daarenboven bijvoeglijk naamwoord

außerdemAdjektiv

daarenboven bijwoord

andernteils

fort

weiter

daarentegen bijvoeglijk naamwoord

entgegengesetztAdjektiv

daarentegen bijwoord

dagegenAdverb

einstweilenAdverb

indesAdverb

unterdessenAdverb

daarentegen voegwoord

gegenteils

hingegen

im Gegensatz

inzwischen

daarheen bijwoord

dahin

dorthinAdverb

hierhin

nach dort

daarin bijwoord

darin

daarmede bijwoord

dadurch

daarmede interrogative word

dabeiinterrogative word

12