Angol-Holland szótár »

on hollandul

AngolHolland
on (because of, or due to something)
preposition
[UK: ɒn]
[US: ɑːn]

wegenspreposition

on (covering)
preposition
[UK: ɒn]
[US: ɑːn]

overpreposition

on (in the state of being active, functioning or operating)
adjective
[UK: ɒn]
[US: ɑːn]

aanbijvoeglijk naamwoord

actiefbijvoeglijk naamwoord

opbijvoeglijk naamwoord

on (positioned at the upper surface of)
preposition
[UK: ɒn]
[US: ɑːn]

oppreposition

on (to an operating state)
adverb
[UK: ɒn]
[US: ɑːn]

aanbijwoord

on (touching; hanging from)
preposition
[UK: ɒn]
[US: ɑːn]

aanpreposition

bijpreposition

on preposition
[UK: ɒn]
[US: ɑːn]

vanpreposition

on a par (on a level)
preposition
[UK: ɒn ə pɑː(r)]
[US: ɑːn ə ˈpɑːr]

gelijkwaardigpreposition

op het niveaupreposition

op hetzelfde niveaupreposition

on air (broadcasting or transmitting)
preposition

rechtstreekspreposition

on an empty stomach preposition
[UK: ɒn ən ˈemp.ti ˈstʌ.mək]
[US: ɑːn ˈæn ˈemp.ti ˈstʌ.mək]

op een lege maagpreposition

on average (as a measure of central tendency)
preposition
[UK: ɒn ˈæ.və.rɪdʒ]
[US: ɑːn ˈæ.və.rɪdʒ]

gemiddeldpreposition

on behalf of (speaking or acting for)
preposition

namenspreposition

on board (on or in a means of transportation)
adjective
[UK: ɒn bɔːd]
[US: ɑːn ˈbɔːrd]

aan boordbijvoeglijk naamwoord

on earth (expletive giving emphasis after interrogative word)
preposition

in godsnaampreposition

in hemelsnaampreposition

in vredesnaampreposition

on foot (walking, jogging, running)
preposition
[UK: ɒn fʊt]
[US: ɑːn ˈfʊt]

te voetpreposition

on high (to a high position; or up in, or to, the sky, see also: above; aloft)
preposition
[UK: ɒn haɪ]
[US: ɑːn ˈhaɪ]

omhoogpreposition

on hold (pertaining to a telephone hold state)
preposition
[UK: ɒn həʊld]
[US: ɑːn hoʊld]

in de wachtstandpreposition

on offer (for sale at a reduced price)
preposition

in soldenpreposition
{n}

koopjepreposition
{n}

on one's last legs (about to die)
preposition
[UK: ɒn wʌnz lɑːst leɡz]
[US: ɑːn wʌnz ˈlæst ˈleɡz]

op je tandvlees lopenpreposition

on one's way (in the direct route)
preposition

op zijn wegpreposition

on one's way (leaving)
preposition

weg zijnpreposition

on purpose (purposely, with intention)
preposition
[UK: ɒn ˈpɜː.pəs]
[US: ɑːn ˈpɝː.pəs]

exprespreposition

met opzetpreposition

met voorbedachten radepreposition

opzettelijkpreposition

on the basis of preposition

op basis vanpreposition

on the contrary (opposite)
preposition
[UK: ɒn ðə kən.ˈtreə.ri]
[US: ɑːn ðə ˈkɑːn.tre.ri]

integendeelpreposition

on the edge of one's seat (in suspense)
preposition

op het puntje van zijn stoelpreposition

on the hoof (informal: without proper thought or preparation)
preposition
[UK: ɒn ðə huːf]
[US: ɑːn ðə ˈhuːf]

spontaanpreposition

on the hoof (of cattle: not yet butchered)
preposition
[UK: ɒn ðə huːf]
[US: ɑːn ðə ˈhuːf]

op voetpreposition

on the hoof (whilst standing)
preposition
[UK: ɒn ðə huːf]
[US: ɑːn ðə ˈhuːf]

rechtstaandepreposition

on the one hand (from one point of view)
preposition
[UK: ɒn ðə wʌn hænd]
[US: ɑːn ðə wʌn ˈhænd]

enerzijdspreposition

12