Német-Holland szótár »

ort hollandul

NémetHolland
beantworten [beantwortete; hat beantwortet] (Akkusativ) Verb

beantwoordenv

verantwoordenv

das Beiwort [des Beiworts; die Beiwörter] Substantiv

epithetono

toevoegselo

das Bindewort [des Bindeworts, des Bindewortes; die Bindewörter] Substantiv

conjunctieo

die Borte [der Borte; die Borten] Substantiv

belegselsubstantief

passementsubstantief

fortbringen [brachte fort; hat fortgebracht] Verb

uitdragenwerkwoord

wegbrengenwerkwoord

wegdragenwerkwoord

dorthin Adverb

daarheenbijwoord

dortig

gindsebijvoeglijk naamwoord

das Eigenschaftswort [des Eigenschaftswortes/Eigenschaftsworts; die Eigenschaftswörter] Substantiv

adjectiefo

bijvoeglijknaamwoordo

das Empfindungswort [des Empfindungsworts, des Empfindungswortes; die Empfindungswörter] Substantiv

tussenwerpselo

erörtern [erörterte; hat erörtert] Verb

besprekenv

discuterenv

vangedachtenwisselenv

die Erörterung [der Erörterung; die Erörterungen] Substantiv

debatsubstantief

die Eskorte [der Eskorte; die Eskorten] Substantiv

begeleidingsubstantief

escortsubstantief

geleidesubstantief

vrijgeleidesubstantief

eskortieren [eskortierte; hat eskortiert] Verb

begeleidenv

escorterenv

gewapendbegeleidenv

der Export [des Exportes, des Exports, des Export; die Exporte, die Export] Substantiv

exportm

uitvoerm

exportieren [exportierte; hat exportiert] Verb

exporterenv

uitvoerenv

der Ferienort [des Ferienortes, Ferienorts; die Ferienorte] Substantiv

vakantieoordm

vakantieplaatsm

vakantieverblijfm

fortfliegen [flog fort; ist fortgeflogen] Verb

uitvliegenwerkwoord

vertrekkenwerkwoord

vervliegenwerkwoord

wegvliegenwerkwoord

fort

bovendienbijwoord

daarenbovenbijwoord

heenbijwoord

1234