Holland-Német szótár »

heen németül

HollandNémet
heen

ab

dahin

heraus

hinweg

weg

heen bijwoord

fort

heenenweer

hin und her

heenkomen substantief

die Zuflucht [der Zuflucht; die]Substantiv

heenkomen o

das Asyl [des Asyls; die Asyle]Substantiv

Freistätte

das Hospiz [des Hospizes; die Hospize]Substantiv

heensnellen werkwoord

enteilen [enteilte; ist enteilt]Verb

heensnellen v

entfliehen [entfloh; ist entflohen]Verb

heenweg m

der Zugang [des Zugangs, des Zuganges; die Zugänge]Substantiv

der Zutritt [des Zutritt(e)s; die Zutritte] (von Flüssigkeiten oder Gasen)Substantiv

Atheens bijvoeglijk naamwoord

athenischAdjektiv

daarheen bijwoord

dahin

dorthinAdverb

hierhin

nach dort

daaromheen bijvoeglijk naamwoord

annäherndAdjektiv

daaromheen bijwoord

etwaAdverb

gegen

umher

ungefährAdverb

zirka

door...heen

hindurch

quer mitten

doorheen bijwoord

hindurch

quer mitten

er...heen

ihm

ergensheen

irgendwohin

erheen bijwoord

ihm

eromheen bijvoeglijk naamwoord

annäherndAdjektiv

eromheen bijwoord

etwaAdverb

gegen

umher

ungefährAdverb

zirka

hierheen bijwoord

hierher

12