in hollandul
| Német | Holland |
|---|---|
| indes Adverb | zolangbijwoord |
| der Index [des Index(es); die Indizes] Substantiv | |
| India | |
| der Indianer [des Indianers; die Indianer] Substantiv | |
| das Indien [Indien/Indiens; —] (Staat in Südasien) Substantiv | |
| indifferent [indifferenter; am indifferentesten] Adjektiv | lauwbijvoeglijk naamwoord onverschilligbijvoeglijk naamwoord |
| der Indigo (oder das) [des Indigos; (Arten:) die Indigos] Substantiv | |
| der Indikativ [des Indikativs; die Indikative] Substantiv | |
| indirekt [indirekter; am indirektesten] Adjektiv | indirectbijvoeglijk naamwoord middellijkbijvoeglijk naamwoord scheefbijvoeglijk naamwoord schuinbijvoeglijk naamwoord zijdelingsbijvoeglijk naamwoord |
| indisch [indischer; am indischsten] Adjektiv | Indiaasbijvoeglijk naamwoord Indischbijvoeglijk naamwoord |
| indiskret [indiskreter; am indiskretesten] Adjektiv | bemoeiziekbijvoeglijk naamwoord indiscreetbijvoeglijk naamwoord |
| die Indiskretion [der Indiskretion; die Indiskretionen] Substantiv | bemoeizuchtsubstantief indiscretiesubstantief |
| individuell [individueller; am individuellsten] Adjektiv | hoofdelijkbijvoeglijk naamwoord individueelbijvoeglijk naamwoord |
| das Individuum [des Individuums; die Individuen] Substantiv | |
| indolent [indolenter; am indolentesten] Phrase | apathischbijvoeglijk naamwoord lusteloosbijvoeglijk naamwoord meligbijvoeglijk naamwoord wezenloosbijvoeglijk naamwoord |
| indolent [indolenter; am indolentesten] Adjektiv | ongevoeligbijvoeglijk naamwoord |
| die Induktion [der Induktion; die Induktionen] Substantiv | inductiesubstantief |
| die Industrie [der Industrie; die Industrien] Substantiv | industriesubstantief nijverheidsubstantief |
| infam [infamer; am infamsten] Adjektiv | gemeenbijvoeglijk naamwoord infaambijvoeglijk naamwoord laagbijvoeglijk naamwoord laaghartigbijvoeglijk naamwoord |
