Német-Holland szótár »

haft hollandul

NémetHolland
die Gesandtschaft [der Gesandtschaft; die Gesandtschaften] Substantiv

ambassadesubstantief

gezantschapsubstantief

das Geschäft [des Geschäftes, des Geschäfts; die Geschäfte] Substantiv

magazijno

markto

pakhuis [pakhuizen]o

winkelo

zaako

Geschäfte betreiben

handeldrijven

handelen

zakendoenwerkwoord

Geschäfte machen

handeldrijven

handelen

zakendoenwerkwoord

Geschäftsbesorger

agentm

dealerm

vertegenwoordigerm

das Geschäftsgebäude Substantiv

winkelpando

das Geschäftszimmer [des Geschäftszimmers; die Geschäftszimmer] Substantiv

kantooro

die Gesellschaft [der Gesellschaft; die Gesellschaften] Substantiv

compagniesubstantief

gemeenschapsubstantief

genootschapsubstantief

gezelschapsubstantief

kranssubstantief

kringsubstantief

maatschappijsubstantief

samenlevingsubstantief

sociëteitsubstantief

vennootschapsubstantief

verenigingsubstantief

der Gesellschafter [des Gesellschafters; die Gesellschafter] Substantiv

vennootm

Gesellschaftshaus

casinom

wirtschaften [wirtschaftete; hat gewirtschaftet] Verb

beherenwerkwoord

besturenwerkwoord

huishoudenwerkwoord

habhaft werden

behalenwerkwoord

buitmakenwerkwoord

deelachtigworden

krijgen

verkrijgen

verwervenwerkwoord

2345