Német-Holland szótár »

gin hollandul

NémetHolland
fortgehen [ging fort; ist fortgegangen] Verb

afgaanv

vertrekkenv

weggaanv

zichverwijderenv

hindurchgehen [ging hindurch; ist hindurchgegangen] Verb

afleggenwerkwoord

aflopenwerkwoord

doorgaanwerkwoord

gaandoorwerkwoord

untergehen [ging unter; ist untergegangen] Verb

creperenv

omkomenv

ondergaanv

sneuvelenv

vergaanv

verongelukkenv

vorgehen [ging vor; ist vorgegangen] Verb

agerenv

bezigzijnv

doenv

handelenv

optredenv

tewerkgaanv

vorübergehen [ging vorüber; ist vorübergegangen] Phrase

omkomenwerkwoord

overdrijvenwerkwoord

overgaanwerkwoord

vergaanwerkwoord

verlopenwerkwoord

verstrijkenwerkwoord

originell [origineller; am originellsten] Adjektiv

apartbijvoeglijk naamwoord

oorspronkelijkbijvoeglijk naamwoord

origineelbijvoeglijk naamwoord

die Angina [der Angina; die Anginen] Substantiv

anginasubstantief

keelontstekingsubstantief

der Beginn [des Beginn[es; (Plural selten) die Beginne] Substantiv

aanhefm

aanvangm

beginm

intredem

ontstaanm

beginnen [begann; hat begonnen] (Akkusativ) Verb

aanbindenv

aanbrekenv

aanvangenv

beginnenv

123