Német-Holland szótár »

erst hollandul

NémetHolland
bersten [barst; ist geborsten] Verb

splijtenv

springenv

stukspringenv

der Bürgersteig [des Bürgersteig(e)s; die Bürgersteige] Substantiv

stoepm

trottoirm

voetpadm

der Donnerstag [des Donnerstags, des Donnerstages; die Donnerstage] Substantiv

donderdagm

der Eierstock [des Eierstocks, des Eierstockes; die Eierstöcke] Substantiv

eierstokm

einverstanden Adjektiv

overeenstemmendbijvoeglijk naamwoord

toestemmendbijvoeglijk naamwoord

das Einverständnis [des Einverständnisses; die Einverständnisse] Substantiv

afspraako

akkoordo

schikkingo

stilzwijgendeovereenkomsto

verbinteniso

Faserstoff

fibrinev

die Gerste [der Gerste; die Gersten] Substantiv

gerstsubstantief

herstellen [stellte her; hat hergestellt] Verb

aanmakenv

bedrijvenv

doenv

fabricerenv

makenv

neerzettenv

oprichtenv

opslaanv

uitbrengenv

uitrichtenv

uitvoerenv

vervaardigenv

vestigenv

der Johannisbeerstrauch Substantiv

aalbesm

aalbesseboomm

aalbesseboompjem

aalbessestruikm

leerstehen

openstaanwerkwoord

vacantzijn

vacerenwerkwoord

vakantzijn

mißverstehen Verb

misvattenv

verkeerdbegrijpenv

4567