Német | Holland |
---|---|
das Ende [des Endes; die Enden] Substantiv | eindo sloto |
die Endemie [der Endemie; die Endemien] Substantiv | endemiesubstantief inheemseziektesubstantief |
enden [endete; hat/ist geendet] Verb | |
der Abend [des Abends; die Abende] Substantiv | avond [avonden]m |
das Abendessen [des Abendessens; die Abendessen] Substantiv | |
abwenden [wendete/wandte ab; hat abgewendet/abgewandt] Verb | |
der Absender [des Absenders; die Absender] Substantiv | |
die Agenda [der Agenda; die Agenden] Substantiv | agendasubstantief dagordesubstantief zakalmanaksubstantief |
elend [elender; am elendesten] Adjektiv | belabberdbijvoeglijk naamwoord ellendigbijvoeglijk naamwoord miserabelbijvoeglijk naamwoord schamelbijvoeglijk naamwoord schunnigbijvoeglijk naamwoord stumperigbijvoeglijk naamwoord |