Nederlands | Engels |
---|---|
gelijk zijn aan werkwoord | total [totalled, totalling, totals](to equal after calculation) |
gelijkzijdig bijvoeglijk naamwoord | equilateral(referring to a polygon all of whose sides are of equal length) |
gelijkzijdige driehoek substantief {m} | equilateral triangle(type of triangle) |
geneigd zijn om bijvoeglijk naamwoord {n} | prone to(inclined to; having a tendency to) |
genoeg zijn werkwoord | suffice [sufficed, sufficing, suffices](be enough, sufficient, adequate) |
gepakt zijn bijvoeglijk naamwoord | busted(caught in the act) |
getrouwd/huwelijk onder zijn/haar stand substantief | disparage(marriage) |
Gods wegen zijn ondoorgrondelijk phrase | God works in mysterious ways(a situation may be beneficial later) |
godzijdank interjection | thank God(exclamation of gratitude or relief) |
goed bij zijn verstand bijvoeglijk naamwoord | able-minded(unimpaired mental capability) |
goed in zijn vel bijvoeglijk naamwoord | comfortable in one's own skin(confident) |
grondzijl substantief {f} | culvert [culverts](channel for draining water) |
grootmoeder van moederszijde substantief {f} | maternal grandmother [maternal grandmothers](The mother of one's mother) |
grootmoeder van vaderszijde substantief {f} | paternal grandmother(one's father's mother) |
grootvader van moederszijde substantief {m} | maternal grandfather(one's mother's father) |
grootvader van vaderszijde substantief {m} | paternal grandfather(one's father's father) |
hangende zijn werkwoord | depend [depended, depending, depends](be pending) |
hebben de kriebel in zijn gat substantief | ants in one's pants(agitated and fidgety state) |
het bewustzijn verliezen werkwoord | zonk out(fall suddenly into a very deep sleep) |
het niet eens zijn werkwoord | disagree [disagreed, disagreeing, disagrees](to fail to agree) |
het oneens zijn werkwoord | disagree [disagreed, disagreeing, disagrees](to fail to agree) |
het verdiept zijn in substantief {n} | absorption [absorptions](entire occupation of the mind) |
het zij zo phrase | so be it(indication of acceptance) |
hetzij voegwoord | either(introduces the first of two options) |
hetzij … hetzij voegwoord | either … orconjunction |
ieder het zijne phrase | to each his own(every person is entitled to his or her personal preferences) |
ieder zijn ding phrase | to each his own(every person is entitled to his or her personal preferences) |
iemand in zijn vrijheid beperken werkwoord | straitjacket(to restrict the freedom of) |
iemand in zijn/haar nek hijgen werkwoord | breathe down someone's neck(to follow or supervise too closely) |
iemand op zijn wenken bedienen substantief | beck and call(summons and control, in a position as an attendant or servant) |
iemand op zijn woord geloven werkwoord | take someone's word for it(to believe what someone claims) |
if you had not opened the window. - Het zou hier warmer zijn werkwoord | would(indicating an action or state that is conditional on another) |
in de meerderheid zijn werkwoord | outnumber [outnumbered, outnumbering, outnumbers](be more in number) |
in de war zijn werkwoord | boggle [boggled, boggling, boggles](to be bewildered, dumbfounded, or confused) |
in het bijzijn van preposition | in front of(in the presence of someone) |
in nood leert men zijn vrienden kennen phrase | a friend in need is a friend indeed(if a friend helps you when you are in need, they are a true friend) |
in staat zijn te werkwoord | be able to(have ability to) |
in wisselwerking zijn met werkwoord | interact [interacted, interacting, interacts](act upon each other) |
in zijn nopjes bijvoeglijk naamwoord | chuffed(very pleased or satisfied) |
in zijn vuistje lachen werkwoord | laugh in one's sleeve(laugh secretly) |