Holland-Német szótár »

zonde németül

HollandNémet
zonde substantief

die Sünde [der Sünde; die Sünden]Substantiv

zondedoen

sich versündigen

zondedoen v

sündigen [sündigte; hat gesündigt]Verb

zonder werkwoord

ohne

zondergebreken

unbeschadet

zondergebreken bijvoeglijk naamwoord

intakt [intakter; am intaktesten]Adjektiv

zondergoedesmaak bijvoeglijk naamwoord

fade [fader; am fadesten]Adjektiv

zonderling

Wunderling

zondermoeilijkheden bijvoeglijk naamwoord

geläufig [geläufiger; am geläufigsten]Adjektiv

zondermoeilijkheden bijwoord

glatt [glatter; am glattesten]Adjektiv

zonderreden

aus keinem Grunde

um nichts

wegen nichts

zonderreden bijvoeglijk naamwoord

grundlosAdjektiv

zondersucces bijvoeglijk naamwoord

umsonstAdjektiv

vergeblichAdjektiv

zonderte

ohne

zonderverwijl

sogleich

zonderverwijl bijwoord

gleichAdverb

afgezonderd

seperat

afgezonderd bijvoeglijk naamwoord

abgesondertAdjektiv

einzelnAdjektiv

afgezonderd bijwoord

besonderAdverb

afzonderen werkwoord

abteilen [teilte ab; hat abgeteilt]Verb

außer Verbindung setzen

afzonderen v

absondern [sonderte ab; hat abgesondert]Verb

abtrennen [trennte ab; hat abgetrennt]Verb

isolieren [isolierte; hat isoliert]Verb

scheiden [schied; hat geschieden]Verb

afzonderlijk

seperat

afzonderlijk bijvoeglijk naamwoord

abgesondertAdjektiv

einzelnAdjektiv

afzonderlijk bijwoord

besonderAdverb

besondersAdverb

eigensAdverb

einzigAdverb

bijuitzondering bijwoord

ausgenommenAdverb

ausnahmsweiseAdverb

bijzonder

aparte

seperat

12