Holland-Német szótár »

rijn németül

HollandNémet
Rijn o

der Rhein [des Rheins, des Rheines; —]Substantiv

Achter-Rijn

Hinterrhein

Algerijn m

der Algerier [des Algeriers; die Algerier]Substantiv

Algerijns bijvoeglijk naamwoord

algerisch [algerischer; am algerischsten]Adjektiv

florijn m

der Gulden [des Guldens; die Gulden]Substantiv

grijns substantief

die Fratze [der Fratze; die Fratzen]Substantiv

die Grimasse [der Grimasse; die Grimassen]Substantiv

grijns o

das Grinsen [des Grinsens; —]Substantiv

grijnslach o

das Grinsen [des Grinsens; —]Substantiv

grijnslachen werkwoord

grinsen [grinste; hat gegrinst]Verb

mandarijn m

der Mandarin [des Mandarins; die Mandarine]Substantiv

mandarijn(ambtenaar) m

der Mandarin [des Mandarins; die Mandarine]Substantiv

rosmarijn m

der Rosmarin [des Rosmarins; —]Substantiv

rozemarijn m

der Rosmarin [des Rosmarins; —]Substantiv

schrijn substantief

die Kiste [der Kiste; die Kisten]Substantiv

die Truhe [der Truhe; die Truhen]Substantiv

schrijn m

der Kasten [des Kastens; die Kästen/(selten auch:) Kasten]Substantiv

schrijnwerker m

der Tischler [des Tischlers; die Tischler]Substantiv

tamboerijn o

das Tamburin [des Tamburins; die Tamburine]Substantiv

ultramarijn bijvoeglijk naamwoord

ultramarinAdjektiv

Voor-Rijn

Vorderrhein