Holland | Német |
---|---|
nachtelijk bijvoeglijk naamwoord | nächtlich [nächtlicher; am nächtlichsten]Adjektiv |
namelijk bijwoord | zwarAdverb |
natuurlijk bijvoeglijk naamwoord | natürlich [natürlicher; am natürlichsten]Adjektiv verständlich [verständlicher; am verständlichsten]Adjektiv |
nauwelijks bijwoord | kaumAdverb |
noodzakelijk bijvoeglijk naamwoord | erforderlich [erforderlicher; am erforderlichsten]Adjektiv nötig [nötiger; am nötigsten]Adjektiv notwendig [notwendiger; am notwendigsten]Adjektiv |
noordelijk bijvoeglijk naamwoord | nördlich [nördlicher; am nördlichsten]Adjektiv |
ogenblikkelijk bijvoeglijk naamwoord | sofortigAdjektiv unverzüglichAdjektiv |
ogenschijnlijk | |
ogenschijnlijk bijvoeglijk naamwoord | scheinbar [scheinbarer; am scheinbarsten]Adjektiv |
ogenschijnlijk bijwoord | anscheinendAdverb |
olijk bijvoeglijk naamwoord | ausgelassen [ausgelassener; am ausgelassensten]Adjektiv mutwillig [mutwilliger; am mutwilligsten]Adjektiv schalkhaft [schalkhafter; am schalkhaftesten]Adjektiv schelmisch [schelmischer; am schelmischsten]Adjektiv übermütig [übermütiger; am übermütigsten]Adjektiv |
onafscheidelijk bijvoeglijk naamwoord | untrennbarAdjektiv |
onberispelijk bijvoeglijk naamwoord | unbescholtenAdjektiv untadelig [untadeliger; am untadeligsten]Adjektiv |
onbeweeglijk bijvoeglijk naamwoord | fest [fester; am festesten]Adjektiv fix [fixer; am fixesten]Adjektiv still [stiller; am stillsten]Adjektiv |
onbillijkheid substantief | die der das Unbill [der Unbill, des Unbill, des Unbill, der Unbills, des Unbills, des Unbills; —]Substantiv |
onbillijkheid o | das Unrecht [des Unrechts; —]Substantiv |
ondoorgrondelijk | |
ondraaglijk bijvoeglijk naamwoord | unausstehlich [unausstehlicher; am unausstehlichsten]Adjektiv |
onduidelijk | |
onduidelijk bijvoeglijk naamwoord | trübe [trüber; am trübsten]Adjektiv wolkig [wolkiger; am wolkigsten]Adjektiv |
oneerlijk bijvoeglijk naamwoord | unredlich [unredlicher; am unredlichsten]Adjektiv |
ongelijk bijvoeglijk naamwoord | uneben [unebener; am unebensten]Adjektiv |
ongelijk o | das Unrecht [des Unrechts; —]Substantiv |
ongelijkslachtig bijvoeglijk naamwoord | heterogenAdjektiv ungleichartigAdjektiv |
ongelijksoortig bijvoeglijk naamwoord | heterogenAdjektiv ungleichartigAdjektiv |
ongeneeslijk bijvoeglijk naamwoord | unheilbarAdjektiv |