Holland | Angol |
---|---|
voorbij preposition | beyond(further away than) past(beyond in place) |
voorbij bijvoeglijk naamwoord | foregone(Bygone) over(ended) past(having already happened; in the past) |
voorbij bijwoord | past(in a direction that passes) |
voorbije bijvoeglijk naamwoord | past(having already happened; in the past) |
voorbije substantief {n} | past [pasts](period of time that has already happened) yesteryear [yesteryears](times gone by) |
voorbijgaan werkwoord | pass [passed, passing, passes](to go by, over, or through) |
voorbijgaan substantief {n} | passing(fact of going past; movement from one place or state to another) |
voorbijgaand bijvoeglijk naamwoord | fugitive(transient, fleeting or ephemeral) passing(that passes away; ephemeral) transitory(lasting only a short time, see also: transient) |
voorbijganger substantief | passer-by(a person who is passing by) |
voorbijlopen werkwoord | overrun [overran, overrun, overrunning, overruns](to run past, exceed) |
de dingen die voorbij zijn substantief | bygone(A person or occurrence that took place in the past) |
Geest van Voorbije Kerstmis eigennam | Ghost of Christmas Past(the fictional ghost) |
in het voorbijgaan preposition | in passing(incidentally) |
laten voorbijgaan werkwoord | forgo [forwent, forgone, forgoing, forgoes](to let pass) precede [preceded, preceding, precedes](go before, go in front of) |
passeren voorbij gaan werkwoord | thread [threaded, threading, threads](to pass) |
zijn mond voorbij praten werkwoord | talk out of turn(speak when not allowed to) |