Holland-Angol szótár »

maar angolul

HollandAngol
maar bijwoord

just(only, simply, merely)
adverb
[UK: dʒəst] [US: dʒəst]

only(no more than)
adverb
[UK: ˈəʊn.li] [US: ˈoʊn.li]

maar voegwoord

although(but)
conjunction
[UK: ɔːl.ˈðəʊ] [US: ˌɒlˈðo.ʊ]

but(although)
conjunction
[UK: bʌt] [US: ˈbət]

maar een land vol phrase

there are plenty of fish in the sea(there are more opportunities available)
phrase

maar goed bijwoord

anyway(used to indicate change of subject)
adverb
[UK: ˈe.ni.weɪ] [US: ˈe.ni.ˌwe]

maar het vlees is zwak phrase

the spirit is willing but the flesh is weak(achieving something is made impossible by frailty)
phrase
[UK: ðə ˈspɪ.rɪt ɪz ˈwɪl.ɪŋ bʌt ðə fleʃ ɪz wiːk] [US: ðə ˈspɪ.rət ˈɪz ˈwɪl.ɪŋ ˈbət ðə ˈfleʃ ˈɪz ˈwiːk]

maar liefst bijwoord

no less(furthermore, not to mention)
adverb

maar natuurlijk interjection

no problem(it does not pose a problem)
interjection
[UK: nəʊ ˈprɒ.bləm] [US: ˈnoʊ ˈprɑː.bləm]

maar niet zijn streken phrase

a leopard cannot change its spots(one cannot change one's own nature)
phrase
[UK: ə ˈle.pəd ˈkæn.ɒt tʃeɪndʒ ɪts spɒts] [US: ə ˈle.pərd ˈkæn.ɑːt ˈtʃeɪndʒ ˈɪts ˈspɑːts]

maar toch voegwoord

yet(nevertheless; however)
conjunction
[UK: jet] [US: jet]

maarschalk substantief
{m}

marshal [marshals](military officer of the highest rank)
noun
[UK: ˈmɑːʃ.l̩] [US: ˈmɑːr.ʃl̩]

maart eigennam

March(third month of the Gregorian calendar)
proper noun
[UK: mɑːtʃ] [US: ˈmɑːrtʃ]

Maarten eigennam
{m}

Martin(given name)
proper noun
[UK: ˈmɑː.tɪn] [US: ˈmɑːr.tən]

alleen maar bijwoord

only(without others or anything further; exclusively)
adverb
[UK: ˈəʊn.li] [US: ˈoʊn.li]

building waarbij iedere flat individuele eigendom is maar de gronden gemeenschappelijk substantief

condominium [condominiums](building in which each unit is owned by an individual, but the grounds is owned jointly)
noun
[UK: ˌkɒn.də.ˈmɪ.nɪəm] [US: ˌkɑːn.də.ˈmɪ.niəm]

de eerste steen maar gooien phrase

let him who is without sin cast the first stone(only those who are faultless have the right to pass judgment on others)
phrase

geen woorden maar daden; daden zeggen meer dan woorden phrase

actions speak louder than words(it is more effective to act than speak)
phrase

hofmaarschalk substantief

marshal [marshals](officer in the household of a medieval prince or lord)
noun
[UK: ˈmɑːʃ.l̩] [US: ˈmɑːr.ʃl̩]

laat maar werkwoord

never mind(it is not important)
verb
[UK: ˈne.və(r) maɪnd] [US: ˈne.vər ˈmaɪnd]

laat maar interjection

screw it(simple machine)
interjection

laat maar doen bijvoeglijk naamwoord

hands off(not interfering with others' decisions and actions)
adjective

laatst maar niet het minst bijwoord

last but not least(An expression to start the last item of a list)
adverb
[UK: lɑːst bʌt nɒt liːst] [US: ˈlæst ˈbət ˈnɑːt ˈliːst]

langzaam maar zeker bijwoord

slowly but surely(in a slow, yet careful manner)
adverb
[UK: ˈsləʊ.li bʌt ˈʃʊə.li] [US: ˈsloʊ.li ˈbət ˈʃʊr.li]

neen maar! interjection

lo and behold(used to express surprise)
interjection

niet alleen … maar ook voegwoord

not only … but alsoconjunction

niet lullen maar poetsen phrase

actions speak louder than words(it is more effective to act than speak)
phrase

om maar te zwijgen van voegwoord

let alone(to say nothing of)
conjunction
[UK: let ə.ˈləʊn] [US: ˈlet əˈloʊn]

om nog maar te zwijgen van voegwoord

not to mention(much less)
conjunction

or use auxiliary hebben with inversion and maar phrase

I wish(I would very much like that to be so)
phrase

or use auxiliary hebben with inversion and maar voegwoord

if only(signifies a wish)
conjunction
[UK: ɪf ˈəʊn.li] [US: ˈɪf ˈoʊn.li]

Sint Maarten eigennam
{n}

Saint Martin(island in the Caribbean)
proper noun
[UK: seɪnt ˈmɑː.tɪn] [US: ˈseɪnt ˈmɑːr.tən]

Sint Maarten(Island)
proper noun

uitstel maar geen afstel substantief
{n}

rain check(any postponement, especially of an offer)
noun

veldmaarschalk substantief
{m}

field marshal(highest military rank after the commander in chief)
noun
[UK: ˈfiːld.ˈmɑː.ʃəl] [US: ˈfiːld.ˈmɑː.ʃəl]

vermaard bijvoeglijk naamwoord

renowned(famous)
adjective
[UK: rɪ.ˈnaʊnd] [US: rə.ˈnaʊnd]

was het maar zo dat phrase

I wish(I would very much like that to be so)
phrase

was het maar zo dat voegwoord

if only(signifies a wish)
conjunction
[UK: ɪf ˈəʊn.li] [US: ˈɪf ˈoʊn.li]

zeg maar preposition

in other words(stated or interpreted another way)
preposition
[UK: ɪn ˈʌð.ə(r) ˈwɜːdz] [US: ɪn ˈʌð.r̩ ˈwɝːdz]

zo maar ineens bijwoord

just like that(without warning)
adverb

12