Holland-Angol szótár »

geboren angolul

HollandAngol
geboren bijvoeglijk naamwoord

born(given birth to)
adjective
[UK: bɔːn] [US: ˈbɔːrn]

geboren en getogen bijvoeglijk naamwoord

native(characteristic of or relating to people inhabiting a region from the beginning)
adjective
[UK: ˈneɪ.tɪv] [US: ˈneɪ.tɪv]

geboren worden werkwoord

be born(come into existence through birth)
verb
[UK: bi bɔːn] [US: bi ˈbɔːrn]

geborene substantief
{m} {f}

baby [babies](very young human being)
noun
[UK: ˈbeɪ.bi] [US: ˈbeɪ.bi]

aangeboren bijvoeglijk naamwoord

congenital(present since birth)
adjective
[UK: kən.ˈdʒe.nɪt.l̩] [US: kən.ˈdʒe.nət.l̩]

inborn(Innate, possessed by an organism at birth)
adjective
[UK: ˌɪn.ˈbɔːn] [US: ˈɪn.ˌbɔːrn]

indigenous(innate, inborn)
adjective
[UK: ɪn.ˈdɪ.dʒɪ.nəs] [US: ˌɪn.ˈdɪ.dʒə.nəs]

innate(inborn)
adjective
[UK: ɪ.ˈneɪt] [US: ˌɪ.ˈneɪt]

native(belonging to one by birth)
adjective
[UK: ˈneɪ.tɪv] [US: ˈneɪ.tɪv]

aangeboren afwijking substantief
{f}

birth defect [birth defects](any of several medical disorders that are present at birth)
noun
[UK: bɜːθ dɪ.ˈfekt] [US: ˈbɝːθ ˈdiː.fekt]

doodgeboren bijvoeglijk naamwoord

stillborn(dead at birth)
adjective
[UK: ˈstɪl.bɔːn] [US: ˈstɪl.ˈbɔːrn]

eerstgeborene substantief
{m}

firstborn(the first child in a family)
noun
[UK: ˈfɜːst.bɔːn] [US: ˈfɝːst.ˌbɔːrn]

hooggeboren bijvoeglijk naamwoord

generous(of noble birth)
adjective
[UK: ˈdʒe.nə.rəs] [US: ˈdʒe.nə.rəs]

ik ben geboren in ... phrase

I was born in ...(I was born in ... (year))
phrase

ingeboren bijvoeglijk naamwoord

glandular(pertaining to a gland or glands)
adjective
[UK: ˈɡlæn.djʊ.lə(r)] [US: ˈɡlæn.dʒə.lər]

indigenous(innate, inborn)
adjective
[UK: ɪn.ˈdɪ.dʒɪ.nəs] [US: ˌɪn.ˈdɪ.dʒə.nəs]

native(characteristic of or relating to people inhabiting a region from the beginning)
adjective
[UK: ˈneɪ.tɪv] [US: ˈneɪ.tɪv]

met een gouden lepel in de mond geboren bijvoeglijk naamwoord

born with a silver spoon in one's mouth(born rich or in a wealthy family)
adjective

nieuwgeborene substantief
{m} {f}

baby [babies](very young human being)
noun
[UK: ˈbeɪ.bi] [US: ˈbeɪ.bi]

newborn(recently born baby)
noun
[UK: ˈnjuː.bɔːn] [US: ˈnuː.bɔːrn]

ongeboren bijvoeglijk naamwoord

unborn(not born)
adjective
[UK: ˌʌn.ˈbɔːn] [US: ˈʌn.ˈbɔːrn]

pasgeboren bijvoeglijk naamwoord

newborn(recently born)
adjective
[UK: ˈnjuː.bɔːn] [US: ˈnuː.bɔːrn]

pasgeborene substantief
{m} {f}

baby [babies](very young human being)
noun
[UK: ˈbeɪ.bi] [US: ˈbeɪ.bi]

newborn(recently born baby)
noun
[UK: ˈnjuː.bɔːn] [US: ˈnuː.bɔːrn]

voortijdig geboren bijvoeglijk naamwoord

aborted(brought forth prematurely)
adjective
[UK: ə.ˈbɔː.tɪd] [US: ə.ˈbɔːr.təd]

wedergeboren bijvoeglijk naamwoord

born-again(renewed commitment to Jesus Christ)
adjective