German-Dutch dictionary »

ho meaning in Dutch

German	Dutch
holperig [holperiger; am holperigsten] Adjektiv	bultigbijvoeglijk naamwoord oneffenbijvoeglijk naamwoord ruigbijvoeglijk naamwoord rulbijvoeglijk naamwoord ruwbijvoeglijk naamwoord schraalbijvoeglijk naamwoord
abholen [holte ab; hat abgeholt] Verb	afhalenv rissenv ritsenv wegnemenv
wiederholen [holte wieder; hat wiedergeholt] Verb	doornemenv herhalenv nazeggenv
die Holunder [der Holunders; die Holunder] Substantiv	vlierm vlierstruikm
das Holz [des Holzes; die Hölzer] Substantiv	houto
das Holzscheit [des Holzscheits/Holzscheites; die Holzscheite, (besonders österreichisch und schweizerisch: die Holzscheiter ] Substantiv	bloko houtbloko lulo
der Holzschnitt [des Holzschnittes\|Holzschnitts; die Holzschnitte] Substantiv	houtgravurem houtsnedem xylogliefm
der Holzwurm Substantiv	doodskloppertjem houtwormm
homogen [homogener; am homogensten] Adjektiv	gelijksoortigbijvoeglijk naamwoord homogeenbijvoeglijk naamwoord
homonym Phrase	gelijkluidendbijvoeglijk naamwoord
die Homöopathie [der Homöopathie; —] Substantiv	homeopathiesubstantief
homosexuel	chomoesexuel
honett [honetter; am honettesten] Adjektiv	degelijkbijvoeglijk naamwoord eerlijkbijvoeglijk naamwoord eerzaambijvoeglijk naamwoord fatsoenlijkbijvoeglijk naamwoord netbijvoeglijk naamwoord
der Honig [des Honigs; die Honige] Substantiv	honingm
die Biene [der Biene; die Bienen] (auch: Westliche Honigbiene, Europäische Honigbiene, oder Honigbiene) Substantiv	bijsubstantief honingbijsubstantief
das Honorar [des Honorars; die Honorare] Substantiv	honorariumo
der Hopfen [des Hopfens; die Hopfen] Substantiv	hopm hop(plant)m

Default dictionary:
Theme
Change language (English)
Own wordlists
- -
Dictionaries
Extras
Impressum
Feedback
Help
News
Data Protection
Terms