English | Dutch |
---|---|
Arctic cod (Arctogadus glacialis) noun | arctische kabeljauwsubstantief |
arctic fox [arctic foxes] (Vulpes lagopus) noun [UK: ˈɑːk.tɪk.fɒks] [US: ˈɑːk.tɪk.fɒks] | poolvossubstantief |
arctic hare (Lepus arcticus) noun | poolhaassubstantief |
Arctic Ocean (the smallest of the five oceans of the Earth, on and around the North Pole) proper noun [UK: ˈɑːk.tɪk ˈəʊʃ.n̩] [US: ˈɑːrk.tɪk ˈoʊʃ.n̩] | Arctische Oceaaneigennam Noordelijke IJszeeeigennam |
arctic redpoll (Acanthis hornemanni) noun | witstuitbarmsijssubstantief |
arctic tern (Sterna paradisaea) noun [UK: ˈɑːk.tɪk tɜːn] [US: ˈɑːrk.tɪk tɝːn] | noordse sternsubstantief |
arctic warbler (Phylloscopus borealis) noun | noordse boszangersubstantief |
arithmetic [arithmetics] (mathematics of numbers, etc.) noun [UK: ə.ˈrɪθ.mə.tɪk] [US: ˌe.ˌrɪθ.ˈme.tɪk] | aritmeticasubstantief rekenkundesubstantief |
arithmetic mean [arithmetic means] (measure of central tendency) noun [UK: ə.ˈrɪθ.mə.tɪk miːn] [US: ˌe.ˌrɪθ.ˈme.tɪk ˈmiːn] | rekenkundig gemiddeldesubstantief |
armistice [armistices] (formal agreement to end combat) noun [UK: ˈɑː.mɪ.stɪs] [US: ˈɑːr.mə.stəs] | wapenstandsubstantief wapenstilstandsubstantief |
aromatic (fragrant or spicy) adjective [UK: ˌæ.rə.ˈmæ.tɪk] [US: ˌe.rə.ˈmæ.tɪk] | aromatischbijvoeglijk naamwoord geurigbijvoeglijk naamwoord kruidigbijvoeglijk naamwoord |
aromatic (fragrant plant or spice added to flavour a dish) noun [UK: ˌæ.rə.ˈmæ.tɪk] [US: ˌe.rə.ˈmæ.tɪk] | aromaatsubstantief |
artichoke [artichokes] (vegetable) noun [UK: ˈɑː.tɪ.tʃəʊk] [US: ˈɑː.tɪtʃoʊk] | artisjoksubstantief |
artichoke bottom (edible fleshy receptacle at the bottom of an artichoke flower, see also: artichoke heart) noun | artisjokbodemsubstantief |
article [articles] (part of speech that specifies a noun) noun [UK: ˈɑː.tɪk.l̩] [US: ˈɑːr.tək.l̩] | lidwoordsubstantief |
article [articles] (story, report, or opinion piece) noun [UK: ˈɑː.tɪk.l̩] [US: ˈɑːr.tək.l̩] | artikelsubstantief |
articulate (able to bend or hinge at certain points or intervals) adjective [UK: ɑː.ˈtɪ.kjʊ.lət] [US: arˈtɪ.kjə.ˌlet] | geärticuleerdbijvoeglijk naamwoord geledebijvoeglijk naamwoord geleedbijvoeglijk naamwoord |
articulate (clear, effective) adjective [UK: ɑː.ˈtɪ.kjʊ.lət] [US: arˈtɪ.kjə.ˌlet] | duidelijkbijvoeglijk naamwoord efficiëntbijvoeglijk naamwoord klaarbijvoeglijk naamwoord |
articulate [articulated, articulating, articulates] (music: to attack a note) verb [UK: ɑː.ˈtɪ.kjʊ.lət] [US: arˈtɪ.kjə.ˌlet] | benadrukkenwerkwoord |
articulate (speaking in a clear or effective manner) adjective [UK: ɑː.ˈtɪ.kjʊ.lət] [US: arˈtɪ.kjə.ˌlet] | taalvaardigbijvoeglijk naamwoord welbespraaktbijvoeglijk naamwoord |
articulate [articulated, articulating, articulates] (to clarify) verb [UK: ɑː.ˈtɪ.kjʊ.lət] [US: arˈtɪ.kjə.ˌlet] | uitleggenwerkwoord |
articulate [articulated, articulating, articulates] (to explain) verb [UK: ɑː.ˈtɪ.kjʊ.lət] [US: arˈtɪ.kjə.ˌlet] | uitdrukkenwerkwoord |
articulate [articulated, articulating, articulates] (to hinge) verb [UK: ɑː.ˈtɪ.kjʊ.lət] [US: arˈtɪ.kjə.ˌlet] | geleed zijnwerkwoord |
articulate [articulated, articulating, articulates] (to speak clearly) verb [UK: ɑː.ˈtɪ.kjʊ.lət] [US: arˈtɪ.kjə.ˌlet] | articulerenwerkwoord goed/correct uitsprekenwerkwoord uitspraak verzorgenwerkwoord |
articulated (Having one or more pivoted joints) adjective [UK: ɑː.ˈtɪ.kju.leɪ.tɪd] [US: arˈtɪ.kjə.ˌle.təd] | geleedbijvoeglijk naamwoord |
articulated bus noun [UK: ɑː.ˈtɪ.kju.leɪ.tɪd bʌs] [US: arˈtɪ.kjə.ˌle.təd ˈbəs] | gelede bussubstantief |
artistic (having creative skill) adjective [UK: ɑː.ˈtɪ.stɪk] [US: arˈtɪ.stɪk] | artistiekbijvoeglijk naamwoord kunstzinnigbijvoeglijk naamwoord |