English-Dutch dictionary »

from meaning in Dutch

EnglishDutch
from (with the separation, exclusion or differentiation of)
preposition
[UK: frəm]
[US: frəm]

tegenpreposition

from (with the source or provenance of or at)
preposition
[UK: frəm]
[US: frəm]

uitpreposition

vanpreposition

from A to Z (comprehensively)
preposition
[UK: frəm ə tuː zed]
[US: frəm ə ˈtuː ˈziː]

van A tot Zpreposition

from cover to cover (from the first page to the last page)
adverb
[UK: frəm ˈkʌ.və(r) tuː ˈkʌ.və(r)]
[US: frəm ˈkʌ.vər ˈtuː ˈkʌ.vər]

van kaft tot kaftbijwoord

van voor tot achterbijwoord

from now on (from now, indefinitely)
adverb
[UK: frəm naʊ ɒn]
[US: frəm ˈnaʊ ɑːn]

van nu af aanbijwoord

voortaanbijwoord

from pillar to post (from one place to another)
adverb

van het kastje naar de muurbijwoord

van hot naar herbijwoord

from scratch (from the beginning)
preposition
[UK: frəm skrætʃ]
[US: frəm ˈskrætʃ]

helemaal opnieuwpreposition

vanaf het beginpreposition

vanaf nulpreposition

from the bottom of one's heart (in earnest, with one's full feelings)
preposition
[UK: frəm ðə ˈbɒ.təm əv wʌnz hɑːt]
[US: frəm ðə ˈbɑː.təm əv wʌnz ˈhɑːrt]

uit de grond van zijn hartpreposition

van hartepreposition

from time to time (occasionally)
preposition
[UK: frəm ˈtaɪm tuː ˈtaɪm]
[US: frəm ˈtaɪm ˈtuː ˈtaɪm]

van tijd tot tijdpreposition

from top to bottom preposition
[UK: frəm tɒp tuː ˈbɒ.təm]
[US: frəm ˈtɑːp ˈtuː ˈbɑː.təm]

van top tot teenpreposition

apart from (except for)
preposition
[UK: ə.ˈpɑːt frəm]
[US: ə.ˈpɑːrt frəm]

afgezien vanpreposition

behalvepreposition

argument from silence (argument based on the absence of something)
noun

argumentum e silentiosubstantief
{n}

divorce from bed and board (marital arrangement)
noun

scheiding van tafel en bedsubstantief

hail from (to be a native of)
verb
[UK: heɪl frəm ˈsʌm.θɪŋ]
[US: ˈheɪl frəm ˈsʌm.θɪŋ]

afkomstig zijn vanwerkwoord

afstammen vanwerkwoord

separate the wheat from the chaff (to select only that which is of value)
verb

het kaf van het koren scheidenwerkwoord

shout from the rooftops (proclaim)
verb

van de daken schreeuwenwerkwoord

snatch victory from the jaws of defeat (suddenly win a contest when it appears that loss is a foregone conclusion, to succeed in an endeavor through reversal of fortune, skill, effort, or good judgment)
verb

de overwinning voor de poorten van de hel wegslepenwerkwoord

the apple does not fall far from the tree (a child is similar to its parents)
phrase

een appel valt niet ver van de boomphrase

therefrom (within this content or context)
adverb
[UK: ðeə.ˈfrɒm]
[US: ðeə.ˈfrɒm]

daaruitbijwoord

where are you from (in which country or region were you born or raised)
phrase

waar kom je vandaan?phrase

waar komt u vandaan?phrase

wherefrom (from which)
adverb
[UK: wˈeəfrɒm]
[US: wˈerfrɑːm]

waarvandaanbijwoord