English-Dutch dictionary »

pie meaning in Dutch

EnglishDutch
loopy [loopier, loopiest] (Having loops)
adjective
[UK: ˈluː.pi]
[US: ˈluː.pi]

vol bochtenbijvoeglijk naamwoord

loopy [loopier, loopiest] (Idiotic, crazy or drunk)
adjective
[UK: ˈluː.pi]
[US: ˈluː.pi]

bezopenbijvoeglijk naamwoord

geschiftbijvoeglijk naamwoord

magpie [magpies] (Australian bird, Gymnorhina tibicen)
noun
[UK: ˈmæɡ.paɪ]
[US: ˈmæg.ˌpaɪ]

zwartrugfluitvogelsubstantief
{m}

magpie [magpies] (bird of genus Pica)
noun
[UK: ˈmæɡ.paɪ]
[US: ˈmæg.ˌpaɪ]

ekstersubstantief
{m}

mantelpiece (shelf)
noun
[UK: ˈmæntl.piːs]
[US: ˈmæntl.piːs]

schoorsteenmantelsubstantief
{m}

schouwmantelsubstantief
{m}

masterpiece [masterpieces] (piece of work that has been given much critical praise)
noun
[UK: ˈmɑːst.ə.piːs]
[US: ˈmæst.r̩.ˌpis]

meesterwerksubstantief
{n}

masterpiece [masterpieces] (work created in order to qualify as a master craftsman and member of a guild)
noun
[UK: ˈmɑːst.ə.piːs]
[US: ˈmæst.r̩.ˌpis]

meesterproefsubstantief
{f}

mouthpiece [mouthpieces] (part of a telephone)
noun
[UK: ˈmaʊθ.piːs]
[US: ˈmaʊθ.ˌpis]

microfoonsubstantief
{m}

mouthpiece [mouthpieces] (part of a wind or brass instrument)
noun
[UK: ˈmaʊθ.piːs]
[US: ˈmaʊθ.ˌpis]

mondstuksubstantief
{n}

occupied (busy)
adjective
[UK: ˈɒ.kjʊ.paɪd]
[US: ˈɑː.kjə.ˌpaɪd]

bezigbijvoeglijk naamwoord

occupied (reserved)
adjective
[UK: ˈɒ.kjʊ.paɪd]
[US: ˈɑː.kjə.ˌpaɪd]

bezetbijvoeglijk naamwoord

gereserveerdbijvoeglijk naamwoord

occupy [occupied, occupying, occupies] (have (taken) control of)
verb
[UK: ˈɒ.kjʊ.paɪ]
[US: ˈɑː.kjə.ˌpaɪ]

bezettenwerkwoord

occupier [occupiers] (one who occupies)
noun
[UK: ˈɒ.kjʊ.paɪə(r)]
[US: ˈɑː.kjə.ˌpaɪər]

bezettersubstantief
{m}

papier-mâché (paper mixed with glue to create a sculptural object)
noun
[UK: ˌpæ.pɪeɪ ˈmæ.ʃeɪ]
[US: ˌpæ.pɪeɪ ˈmæ.ʃeɪ]

papier-machésubstantief
{n}

peppy [peppier, peppiest] (energetic)
adjective
[UK: ˈpe.pi]
[US: ˈpe.pi]

energetischbijvoeglijk naamwoord

pharmacotherapy [pharmacotherapies] (use of pharmaceuticals to treat disease)
noun

farmacotherapiesubstantief

philanthropy [philanthropies] (benevolent altruism with the intention of increasing the well-being of mankind)
noun
[UK: fɪ.ˈlæn.θrə.pi]
[US: fə.ˈlæn.θrə.pi]

filantropiesubstantief
{f}

photocopy [photocopied, photocopying, photocopies] (to make a copy using a photocopier)
verb
[UK: ˈfəʊ.təʊk.ɒ.pi]
[US: ˈfoʊto.ʊk.ɒ.pi]

fotokopiërenwerkwoord

photocopy [photocopies] (copy made using a photocopier)
noun
[UK: ˈfəʊ.təʊk.ɒ.pi]
[US: ˈfoʊto.ʊk.ɒ.pi]

fotokopiesubstantief

physiotherapy [physiotherapies] (therapy that uses physical techniques such as massage and exercise)
noun
[UK: ˌfɪ.zɪəʊ.ˈθe.rə.pi]
[US: ˌfɪ.zɪo.ʊ.ˈθe.rə.pi]

fysiotherapiesubstantief
{f}

kinesitherapiesubstantief
{f}

poppy [poppies] (plant of the genus Papaver)
noun
[UK: ˈpɒ.pi]
[US: ˈpɑː.pi]

klaproossubstantief
{f}

maankopsubstantief
{m} {n}

preoccupied (concerned with something else, distracted)
adjective
[UK: priː.ˈɒ.kjʊ.paɪd]
[US: pri.ˈɑː.kjə.ˌpaɪd]

afwezigbijvoeglijk naamwoord

in gedachten verzonkenbijvoeglijk naamwoord

psychotherapy [psychotherapies] (treatment of those with mental illness)
noun
[UK: ˌsaɪk.əʊ.ˈθe.rə.pi]
[US: ˌsaɪko.ʊ.ˈθe.rə.pi]

psychotherapiesubstantief
{f}

pumpkin pie (pie made from the flesh of pumpkins)
noun

pompoentaartsubstantief
{f} {m}

puppy [puppies] (young dog)
noun
[UK: ˈpʌ.pi]
[US: ˈpʌ.pi]

puppysubstantief
{m} {f}

radiotherapy [radiotherapies] (therapeutic use of radiation)
noun
[UK: ˌreɪ.dɪəʊ.ˈθe.rə.pi]
[US: ˌreɪ.dɪo.ʊ.ˈθe.rə.pi]

bestralingsubstantief
{f}

radiotherapiesubstantief
{f}

rapier [rapiers] (slender straight sharply pointed sword)
noun
[UK: ˈreɪ.pɪə(r)]
[US: ˈreɪ.piər]

rapiersubstantief
{n}

raspy [raspier, raspiest] (rough, raw)
adjective
[UK: ˈrɑː.spi]
[US: ˈræ.spi]

rauwbijvoeglijk naamwoord

recipient [recipients] (one who receives)
noun
[UK: rɪ.ˈsɪ.pɪənt]
[US: rə.ˈsɪ.piənt]

ontvangersubstantief
{m}

ontvangstersubstantief
{f}

Saint Pierre and Miquelon (overseas territory of France)
proper noun

Saint-Pierre en Miqueloneigennam

sappy [sappier, sappiest] (excessively sweet, emotional, nostalgic; cheesy; mushy)
adjective
[UK: ˈsæ.pi]
[US: ˈsæ.pi]

honingzoetbijvoeglijk naamwoord

meligbijvoeglijk naamwoord

2345