Dutch-English dictionary »

rauw meaning in English

DutchEnglish
rauw bijvoeglijk naamwoord

randy [randier, randiest](rude or coarse)
adjective
[UK: ˈræn.di] [US: ˈræn.di]

raspy [raspier, raspiest](rough, raw)
adjective
[UK: ˈrɑː.spi] [US: ˈræ.spi]

raw(uncooked)
adjective
[UK: rɔː] [US: ˈrɑː]

rauwe bijvoeglijk naamwoord

raw(uncooked)
adjective
[UK: rɔː] [US: ˈrɑː]

bij nacht zijn alle katten grauw phrase

all cats are grey in the dark(proverb)
phrase

eenbrauw substantief
{f}

unibrow(eyebrows that meet in the middle)
noun

grauw bijvoeglijk naamwoord

gray [grayer, grayest](dreary, gloomy)
adjective
[UK: ɡreɪ] [US: ˈɡreɪ]

grauwe fitis substantief
{m}

greenish warbler(Phylloscopus trochiloides)
noun

grauwe franjepoot substantief
{m}

red-necked phalarope(Phalaropus lobatus)
noun

grauwe gans substantief

greylag goose [greylag geese](Anser anser)
noun
[UK: ˈɡreɪ.ˌlæɡ ɡuːs] [US: ˈɡreɪ.ˌlæɡ ˈɡuːs]

grauwe gors substantief
{f}

corn bunting [corn buntings](bird)
noun
[UK: kɔːn ˈbʌnt.ɪŋ] [US: ˈkɔːrn ˈbʌnt.ɪŋ]

grauwe kiekendief substantief
{m}

Montagu's harrier(bird of prey)
noun

grauwe vliegenvanger substantief
{m}

spotted flycatcher(bird)
noun

grauwen werkwoord

growl [growled, growling, growls](to express (something) by growling)
verb
[UK: ɡraʊl] [US: ˈɡraʊl]

halfrauw bijvoeglijk naamwoord

rare [rarer, rarest](cooked very lightly)
adjective
[UK: reə(r)] [US: ˈrer]

monobrauw substantief
{f}

unibrow(eyebrows that meet in the middle)
noun

oogbrauw substantief
{f}

eyelash(hair growing on the edge of an eyelid)
noun
[UK: ˈaɪ.læʃ] [US: ˈaɪ.ˌlæʃ]

wenkbrauw substantief
{m} {f}

eyebrow [eyebrows](hair that grows over the bone ridge above the eye socket)
noun
[UK: ˈaɪ.braʊ] [US: ˈaɪ.ˌbrɑːw]

wenkbrauwpotlood substantief
{n}

eyebrow pencil(makeup used to define or draw on the eyebrows)
noun
[UK: ˈaɪ.braʊ ˈpen.sl̩] [US: ˈaɪ.ˌbrɑːw ˈpen.sl̩]

witbrauwmees substantief

white-browed tit(Poecile superciliosus)
noun