English-Dutch dictionary »

one meaning in Dutch

EnglishDutch
Cantonese (relating to Canton)
adjective
[UK: ˌkæn.tə.ˈniːz]
[US: ˌkæn.tə.ˈniːz]

Kantoneesbijvoeglijk naamwoord

capstone [capstones] (a crowning achievement)
noun
[UK: ˈkæp.ˌstəʊn]
[US: ˈkæpˌstoʊn]

bekroningsubstantief
{f}

car phone noun

autotelefoonsubstantief

cast the first stone (act self-righteously)
verb

werpe de eerste steenwerkwoord

cat got someone's tongue (why are you not saying anything?)
phrase

ben je je tong verloren?phrase

caution [cautioned, cautioning, cautions] (to warn)
verb
[UK: ˈkɔːʃ.n̩]
[US: ˈkɑːʃ.n̩]

manenwerkwoord

waarschuwenwerkwoord

Ceylonese (native of Ceylon)
noun
[UK: sˌeɪləʊnˈiːz]
[US: sˌeɪloʊnˈiːz]

Ceyloneessubstantief
{m}

Ceylonesesubstantief
{f}

Ceylonese (of Ceylon)
adjective
[UK: sˌeɪləʊnˈiːz]
[US: sˌeɪloʊnˈiːz]

Ceyloneesbijvoeglijk naamwoord

champion [championed, championing, champions] (to advocate)
verb
[UK: ˈtʃæm.pɪən]
[US: ˈtʃæm.piən]

voorvechtenwerkwoord

change one's mind (to decide differently than one had decided before)
verb
[UK: tʃeɪndʒ wʌnz maɪnd]
[US: ˈtʃeɪndʒ wʌnz ˈmaɪnd]

van gedachten veranderenwerkwoord

zich bedenkenwerkwoord

cheekbone [cheekbones] (bone)
noun
[UK: ˈtʃiːk.bəʊn]
[US: ˈtʃiːkˌboʊn]

jukbeensubstantief
{n}

chervonets (former Russian currency, usually ten roubles)
noun

tsjervonetssubstantief
{m}

chordophone (chordophone, see also: stringed instrument)
noun
[UK: kˈɔːdəfˌəʊn]
[US: kˈɔːrdəfˌoʊn]

chordofoonsubstantief
{m}

chroneme noun

chroneemsubstantief
{n}

claystone (sedimentary rock composed of fine, clay particles)
noun

kleisteensubstantief

clean someone's clock (defeat decisively)
verb

met iemand de vloer aanvegen; iemand uitschakelenwerkwoord

clear someone's name (prove someone's innocence)
verb

iemands naam zuiverenwerkwoord

clone [cloned, cloning, clones] (create a clone)
verb
[UK: kləʊn]
[US: ˈkloʊn]

klonenwerkwoord

clone [clones] (living organism (originally a plant))
noun
[UK: kləʊn]
[US: ˈkloʊn]

kloonsubstantief

cobblestone [cobblestones] (a rounded stone)
noun
[UK: ˈkɒbl.stəʊn]
[US: ˈkɑː.bəlˌstoʊn]

kassei; kasseisteensubstantief

keisteen;substantief

coffin bone (bone in the equine leg)
noun

hoefbeensubstantief
{n}

colonel [colonels] (commissioned office in the armed services)
noun
[UK: ˈkɜːn.l̩]
[US: ˈkɝː.nl̩]

kolonelsubstantief
{m}

come to someone's aid (to assist and rescue someone)
verb

te hulp komenwerkwoord

come to someone's rescue (to rescue someone from further harm)
verb

te hulp komenwerkwoord

comfort zone (circumstances in which a person feels relaxed)
noun
[UK: ˈkʌm.fət zəʊn]
[US: ˈkʌm.fərt ˈzoʊn]

luie stoelsubstantief
{m}

comfortable in one's own skin (confident)
adjective

goed in zijn velbijvoeglijk naamwoord

commissioner [commissioners] (member of a commission)
noun
[UK: kə.ˈmɪ.ʃə.nə(r)]
[US: kə.ˈmɪ.ʃə.nər]

commissarissubstantief
{m}

commissioner [commissioners] (someone commissioned to perform certain duties, see also: assignee)
noun
[UK: kə.ˈmɪ.ʃə.nə(r)]
[US: kə.ˈmɪ.ʃə.nər]

gevolmachtigdesubstantief
{m}

common [commoner, commonest] (found in large numbers or in a large quantity)
adjective
[UK: ˈkɒ.mən]
[US: ˈkɑː.mən]

veelvoorkomendbijvoeglijk naamwoord

common [commoner, commonest] (grammar: of the gender resulting from the coalescence of the masculine and feminine genders)
adjective
[UK: ˈkɒ.mən]
[US: ˈkɑː.mən]

commuunbijvoeglijk naamwoord

common [commoner, commonest] (mutual)
adjective
[UK: ˈkɒ.mən]
[US: ˈkɑː.mən]

gemeenbijvoeglijk naamwoord

gemenebijvoeglijk naamwoord

gewonebijvoeglijk naamwoord

gewoonbijvoeglijk naamwoord

component [components] (smaller, self-contained part of larger entity)
noun
[UK: kəm.ˈpəʊ.nənt]
[US: kəmˈpo.ʊ.nənt]

componentsubstantief
{m}

onderdeelsubstantief
{n}

4567