English-Dutch dictionary »

fine meaning in Dutch

EnglishDutch
fine [finer, finest] (being acceptable, adequate, passable, or satisfactory)
adjective
[UK: faɪn]
[US: ˈfaɪn]

goedbijvoeglijk naamwoord

fine [finer, finest] (made up of particularly small pieces)
adjective
[UK: faɪn]
[US: ˈfaɪn]

fijnbijvoeglijk naamwoord

fine [finer, finest] (of superior quality)
adjective
[UK: faɪn]
[US: ˈfaɪn]

uitstekendbijvoeglijk naamwoord

fine [finer, finest] (of weather: sunny and not raining)
adjective
[UK: faɪn]
[US: ˈfaɪn]

prachtigbijvoeglijk naamwoord

fine [fines] (payment for breaking the law)
noun
[UK: faɪn]
[US: ˈfaɪn]

bekeuringsubstantief
{f}

boetesubstantief
{f}

geldboetesubstantief
{f}

fine [fined, fining, fines] (to issue a fine as punishment)
verb
[UK: faɪn]
[US: ˈfaɪn]

beboetenwerkwoord

bekeurenwerkwoord

fine arts (purely aesthetic arts)
noun
[UK: faɪn ɑːts]
[US: ˈfaɪn ˈɑːrts]

schone kunstensubstantief
{Pl}

fine feathers make fine birds phrase
[UK: faɪn ˈfe.ðəz ˈmeɪk faɪn bɜːdz]
[US: ˈfaɪn ˈfe.ðərz ˈmeɪk ˈfaɪn ˈbɝːdz]

kleren maken de manphrase

fine-grained (Consisting of fine particles)
adjective
[UK: faɪn ɡreɪnd]
[US: ˈfaɪn ˈɡreɪnd]

fijnkorreligbijvoeglijk naamwoord

fine print (details printed in small type)
noun

kleine lettertjessubstantief
{n}

fine-structure constant noun

fijnstructuurconstantesubstantief

fine words butter no parsnips (talking about doing something does not get it done)
phrase
[UK: faɪn ˈwɜːdz ˈbʌt.ə(r) nəʊ ˈpɑː.snɪps]
[US: ˈfaɪn ˈwɝːdz ˈbʌt.r̩ ˈnoʊ ˈpæ.snɪps]

praatjes vullen geen gaatjesphrase

affine (pertaining to a kind of function that generalises a linear transformation)
adjective
[UK: əfˈaɪn]
[US: əfˈaɪn]

affienbijvoeglijk naamwoord

confine [confines] (limit)
noun
[UK: kən.ˈfaɪn]
[US: kən.ˈfaɪn]

limietsubstantief

confine [confined, confining, confines] (to restrict; to keep within bounds)
verb
[UK: kən.ˈfaɪn]
[US: kən.ˈfaɪn]

begrenzenwerkwoord

beperkenwerkwoord

inperkenwerkwoord

define [defined, defining, defines] (demark the limits of)
verb
[UK: dɪ.ˈfaɪn]
[US: də.ˈfaɪn]

afbakenenwerkwoord

define [defined, defining, defines] (describe, explain, make definite and clear)
verb
[UK: dɪ.ˈfaɪn]
[US: də.ˈfaɪn]

beschrijvenwerkwoord

omschrijvenwerkwoord

define [defined, defining, defines] (express the essential nature of)
verb
[UK: dɪ.ˈfaɪn]
[US: də.ˈfaɪn]

definiërenwerkwoord

karakteriserenwerkwoord

kenschetsenwerkwoord

define [defined, defining, defines] (to determine)
verb
[UK: dɪ.ˈfaɪn]
[US: də.ˈfaɪn]

bepalenwerkwoord

determinerenwerkwoord

I'm fine (response)
phrase

het gaat goedphrase

I'm fine, thank you (expected, polite response to How are you?)
phrase
[UK: aɪm faɪn θæŋk juː]
[US: ˈaɪm ˈfaɪn ˈθæŋk ˈjuː]

dank uphrase

met mij gaat het goedphrase

predefined (having been defined previously)
adjective
[UK: prˌiːdɪfˈaɪnd]
[US: prˌiːdɪfˈaɪnd]

voorgedefinieerdbijvoeglijk naamwoord

refine [refined, refining, refines] verb
[UK: rɪ.ˈfaɪn]
[US: rə.ˈfaɪn]

verfijnenwerkwoord

refined (freed from vulgarity)
adjective
[UK: rɪ.ˈfaɪnd]
[US: rə.ˈfaɪnd]

verfijndbijvoeglijk naamwoord

refinement [refinements] (act, or the result of refining; the removal of impurities, or a purified material)
noun
[UK: rɪ.ˈfaɪn.mənt]
[US: rə.ˈfaɪn.mənt]

zuiveringsubstantief

refinement [refinements] (fine or subtle distinction)
noun
[UK: rɪ.ˈfaɪn.mənt]
[US: rə.ˈfaɪn.mənt]

verfijningsubstantief

refinery [refineries] (building used to produce refined products)
noun
[UK: rɪ.ˈfaɪ.nə.ri]
[US: rə.ˈfaɪ.nə.ri]

raffinaderijsubstantief
{f}

solitary confinement (forced isolation)
noun
[UK: ˈsɒ.lɪ.tri kən.ˈfaɪn.mənt]
[US: ˈsɑː.lə.ˌte.ri kən.ˈfaɪn.mənt]

isolatiesubstantief
{f}

isolementsubstantief
{n}

unrefined (of a person: lacking refinement)
adjective
[UK: ˌʌn.rɪ.ˈfaɪnd]
[US: ˌʌn.ri.ˈfaɪnd]

onbehouwenbijvoeglijk naamwoord

↑

Your history

    Online dictionaries

    Might be interested