Dutch-English dictionary »

gek meaning in English

DutchEnglish
geklingel substantief

jingle [jingles](sound)
noun
[UK: ˈdʒɪŋ.ɡl̩] [US: ˈdʒɪŋ.ɡl̩]

geklop substantief

throb [throbs](beating, vibration or palpitation)
noun
[UK: θrɒb] [US: ˈθrɑːb]

geknakt bijvoeglijk naamwoord

broken(fragmented)
adjective
[UK: ˈbrəʊkən] [US: ˈbroʊkən]

geknoei substantief
{n}

fudge [fudges](a less than perfect decision or solution)
noun
[UK: fʌdʒ] [US: ˈfədʒ]

geknor substantief

grumble [grumbles](the sound made by a hungry stomach)
noun
[UK: ˈɡrʌm.bl̩] [US: ˈɡrʌm.bl̩]

gekoesterd bijvoeglijk naamwoord

dear [dearer, dearest](precious to or greatly valued by someone)
adjective
[UK: dɪə(r)] [US: ˈdɪr]

gekonfijt bijvoeglijk naamwoord

candied(preserved in sugar or syrup)
adjective
[UK: ˈkæn.dɪd] [US: ˈkæn.did]

gekookt bijvoeglijk naamwoord

cooked(of food, that has been prepared by cooking)
adjective
[UK: kʊkt] [US: ˈkʊkt]

gekookte ei substantief
{n}

boiled egg [boiled eggs](boiled egg (generic))
noun
[UK: bɔɪld eɡ] [US: ˌbɔɪld ˈeɡ]

gekraak substantief
{n}

crack [cracks](sharp sound made when solid material breaks)
noun
[UK: kræk] [US: ˈkræk]

gekraakt bijvoeglijk naamwoord

broken(completely defeated and dispirited)
adjective
[UK: ˈbrəʊkən] [US: ˈbroʊkən]

gekrabbel substantief
{n}

scrawl [scrawls](irregular handwriting)
noun
[UK: skrɔːl] [US: ˈskrɒl]

gekrakeel werkwoord
{n}

bickering(present participle of bicker)
verb
[UK: ˈbɪk.ər.ɪŋ] [US: ˈbɪk.ər.ɪŋ]

gekrakeel substantief
{n}

squabble [squabbles](minor fight or argument)
noun
[UK: ˈskwɒb.l̩] [US: ˈskwɑːb.l̩]

gekras substantief
{n}

caw [caws](cry of a crow)
noun
[UK: kɔː] [US: ˈkɒ]

gekrijs substantief
{n}

clamor [clamors](great outcry or vociferation)
noun
[UK: ˈklæ.mə(r)] [US: ˈklæ.mər]

squawk [squawks](shrill noise)
noun
[UK: skwɔːk] [US: ˈskwɒk]

gekrijt substantief
{n}

clamor [clamors](continued public expression, often of dissatisfaction; popular outcry)
noun
[UK: ˈklæ.mə(r)] [US: ˈklæ.mər]

gekromde houding substantief
{f}

hunch [hunches](stooped or curled posture)
noun
[UK: hʌntʃ] [US: ˈhəntʃ]

gekrompen werkwoord

shrunk(past participle of shrink)
verb
[UK: ʃrʌŋk] [US: ˈʃrəŋk]

gekrompen bijvoeglijk naamwoord

wizened(withered)
adjective
[UK: ˈwɪz.n̩d] [US: ˈwaɪz.n̩d]

gekruid bijvoeglijk naamwoord

spicy [spicier, spiciest](containing spice)
adjective
[UK: ˈspaɪ.si] [US: ˈspaɪ.si]

gekruisd bijvoeglijk naamwoord

hybrid(consisting of diverse components)
adjective
[UK: ˈhaɪ.brɪd] [US: ˈhaɪ.brəd]

gekruisigd bijvoeglijk naamwoord

crucified(that has been subject to crucifixion)
adjective
[UK: ˈkruː.sɪ.faɪd] [US: ˈkruː.sə.ˌfaɪd]

gekruld werkwoord

furl [furled, furling, furls](to lower, roll up and secure something)
verb
[UK: fɜːl] [US: fɝːl]

gekstok substantief
{m}

brake [brakes](nautical: handle of pump)
noun
[UK: breɪk] [US: ˈbreɪk]

gekunsteld bijvoeglijk naamwoord

contrived(unnatural, forced)
adjective
[UK: kən.ˈtraɪvd] [US: kən.ˈtraɪvd]

gekwaak substantief
{n}

croak [croaks](the sound of a frog or toad)
noun
[UK: krəʊk] [US: kroʊk]

gekwalificeerde meerderheid substantief
{f}

supermajority(majority that reaches a preset threshold level)
noun
[UK: ˈsuː.pərm.ə.ˌdʒɔːə.ti] [US: ˈsuː.pər.mə.ˌdʒɔː.rə.ti]

gekwebbel substantief
{n}

chatter(talk, especially meaningless or unimportant talk)
noun
[UK: ˈtʃæ.tə(r)] [US: ˈtʃæ.tər]

gekwetst bijvoeglijk naamwoord

hurt(wounded, injured)
adjective
[UK: hɜːt] [US: ˈhɝːt]

gekwetter substantief
{n}

chatter(sound of a magpie)
noun
[UK: ˈtʃæ.tə(r)] [US: ˈtʃæ.tər]

aangekleed werkwoord

dressed(having clothes on)
verb
[UK: drest] [US: ˈdrest]

afgekeurd bijvoeglijk naamwoord

deprecated(strongly disapproved of)
adjective
[UK: ˈde.prək.eɪ.tɪd] [US: ˈde.prək.eɪ.tɪd]

afgeknot bijvoeglijk naamwoord

abrupt [abrupter, abruptest](botany: truncated)
adjective
[UK: ə.ˈbrʌpt] [US: ə.ˈbrʌpt]

afgeknotte icosaëder substantief
{m}

truncated icosahedron(polyhedron)
noun

afgekort bijvoeglijk naamwoord

abbreviated(shortened)
adjective
[UK: ə.ˈbriː.vieɪ.tɪd] [US: ə.ˈbriː.vi.ˌe.təd]

alle gekheid op een stokje bijwoord

all kidding aside(idiom, speech act)
adverb

bedelaarsgekerm substantief
{n}

cant [cants](whining speech, such as that used by beggars)
noun
[UK: kænt] [US: ˈkænt]

beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald phrase

a fault confessed is half redressedphrase

123