Dutch-English dictionary »

gek meaning in English

DutchEnglish
betere tijden gekend hebben werkwoord

have seen better days(to be in poor condition)
verb
[UK: həv ˈsiːn ˈbe.tə(r) deɪz] [US: həv ˈsiːn ˈbe.tər ˈdeɪz]

Chinese gekuifde naakthond substantief
{m}

Chinese Crested Dognoun
[UK: tʃaɪ.ˈniːz ˈkre.stɪd dɒɡ] [US: tʃaɪ.ˈniːz ˈkre.stəd ˈdɔːɡ]

dorpsgek substantief
{m}

village idiot(person widely known in their community for their stupidity and ignorant behaviour)
noun
[UK: ˈvɪ.lɪdʒ ˈɪ.dɪət] [US: ˈvɪ.lɪdʒ ˈɪ.diət]

handgeklap substantief
{n}

applause(act of applauding)
noun
[UK: ə.ˈplɔːz] [US: ə.ˈplɒz]

handclapping(activity of clapping hands)
noun
[UK: hˈandklapɪŋ] [US: hˈændklæpɪŋ]

handgekozen bijvoeglijk naamwoord

handpicked(selected with great care)
adjective
[UK: ˈhænd.ˈpɪkt] [US: ˈhænd.ˈpɪkt]

hanengekraai substantief

crow [crows](cry of the rooster)
noun
[UK: krəʊ] [US: ˈkroʊ]

hardgekookt bijvoeglijk naamwoord

hard-boiled(of an egg)
adjective
[UK: hɑːd ˈbɔɪld] [US: hɑːrd ˈbɔɪld]

in zichzelf gekeerd bijvoeglijk naamwoord

introverted(psychology: Of or characteristic of an introvert)
adjective
[UK: ˌɪn.trə.ˈvɜː.tɪd] [US: ˈɪntro.ˌvər.təd]

ineengekrompen bijvoeglijk naamwoord

wizened(withered)
adjective
[UK: ˈwɪz.n̩d] [US: ˈwaɪz.n̩d]

ingekort bijvoeglijk naamwoord

abbreviated(shortened)
adjective
[UK: ə.ˈbriː.vieɪ.tɪd] [US: ə.ˈbriː.vi.ˌe.təd]

ingekorte versie substantief
{m}

abridgment [abridgments](state of being abridged)
noun
[UK: ə.ˈbrɪdʒ.mənt] [US: ə.ˈbrɪdʒ.mənt]

knotsgek bijvoeglijk naamwoord

batshit(insane)
adjective

kookgek substantief
{m} {f}

foodie(person with special interest in food)
noun

omgekeerd bijvoeglijk naamwoord

inverse(reverse, opposite in order)
adjective
[UK: ɪn.ˈvɜːs] [US: ˌɪn.ˈvɝːs]

upside down(inverted)
adjective
[UK: ˈʌp.saɪd daʊn] [US: ˈʌp.ˈsaɪd ˈdaʊn]

omgekeerd bijwoord

conversely(with a reversed relationship)
adverb
[UK: kən.ˈvɜː.sli] [US: ˈkɑːn.vər.sli]

the other way around(same but with things reversed)
adverb

the other way round(same but with mentioned things reversed)
adverb
[UK: ðə ˈʌð.ə(r) ˈweɪ ˈraʊnd] [US: ðə ˈʌð.r̩ ˈweɪ ˈraʊnd]

vice versa(the other way round)
adverb
[UK: ˈvaɪ.sɪ.ˈvɜː.sə] [US: ˈvaɪ.sɪ.ˈvɜː.sə]

omgekeerd eirond bijvoeglijk naamwoord

obovate(shaped like an egg)
adjective
[UK: ˈɒbəvˌeɪt] [US: ˈɑːbəvˌeɪt]

omgekeerde substantief
{n}

inverse(reverse procedure)
noun
[UK: ɪn.ˈvɜːs] [US: ˌɪn.ˈvɝːs]

reciprocal [reciprocals](in mathematics)
noun
[UK: rɪ.ˈsɪ.prək.l̩] [US: rə.ˈsɪ.prək.l̩]

omgekeerde osmose substantief

reverse osmosis(technique)
noun

omgekeerde schuine streep substantief
{f}

backslash(punctuation mark)
noun
[UK: ˈbæk.slæʃ] [US: ˈbæk.slæʃ]

onaangekondigd bijvoeglijk naamwoord

unheralded(Without prior warning; unexpected or unannounced)
adjective
[UK: ʌn.ˈhe.rəl.dɪd] [US: ʌn.ˈhe.rəl.dəd]

ongekend bijvoeglijk naamwoord

unknown(not known)
adjective
[UK: ˌʌn.ˈnəʊn] [US: ənˈnoʊn]

unprecedented(never before seen or done, without precedent)
adjective
[UK: ʌn.ˈpre.sɪ.den.tɪd] [US: ʌn.ˈpre.sə.ˌden.təd]

ongekleed bijvoeglijk naamwoord

naked(not wearing any clothes)
adjective
[UK: ˈneɪkɪd] [US: ˈneɪkəd]

roosgekleurd bijvoeglijk naamwoord

rose(colour)
adjective
[UK: rəʊz] [US: roʊz]

sabelgekletter substantief
{n}

sabre-rattling(display of military power as an implied threat)
noun
[UK: ˈseɪ.bə(r) ˈræt.l̩.ɪŋ] [US: ˈseɪ.bər ˈrætl.ɪŋ]

Sint-Georgekanaal eigennam
{m}

St George's Channel(channel connecting the Irish Sea to the north and the Atlantic Ocean)
proper noun

slecht gekozen term de substantief

misnomer [misnomers]noun
[UK: ˌmɪs.ˈnəʊ.mə(r)] [US: ˌmɪsˈno.ʊ.mər]

stapelgek bijvoeglijk naamwoord

mad as a hatter(demented or crazy)
adjective

uitgekookt bijvoeglijk naamwoord

expedient(simple, easy, or quick; convenient)
adjective
[UK: ɪk.ˈspiː.dɪənt] [US: ɪk.ˈspiː.diənt]

voor de gek houden werkwoord

hoodwink [hoodwinked, hoodwinking, hoodwinks](to deceive using a disguise, see also: mislead)
verb
[UK: ˈhʊ.dwɪŋk] [US: ˈhʊ.ˌdwɪŋk]

make fun of(tease, ridicule)
verb

zachtgekookt bijvoeglijk naamwoord

soft-boiled(of an egg)
adjective
[UK: ˈsɒft bɔɪld] [US: ˈsɒft bɔɪld]

zich gekrenkt voelen werkwoord

miff(to become slightly offended)
verb
[UK: mɪf] [US: mɪf]

zichzelf voor gek zetten werkwoord

make a spectacle of oneself(To embarrass oneself or others in public)
verb
[UK: ˈmeɪk ə ˈspek.tək.l̩ əv wʌn.ˈself] [US: ˈmeɪk ə ˈspek.tək.l̩ əv wʌn.ˈself]

1234