Angol | Holland |
---|---|
wrong [worse, worst] (immoral) adjective [UK: rɒŋ] [US: ˈrɒŋ] | slechtbijvoeglijk naamwoord |
wrong [worse, worst] (incorrect) adjective [UK: rɒŋ] [US: ˈrɒŋ] | foutbijvoeglijk naamwoord misbijvoeglijk naamwoord onjuistbijvoeglijk naamwoord verkeerdbijvoeglijk naamwoord |
wrong [wrongs] (opposite of right) noun [UK: rɒŋ] [US: ˈrɒŋ] | kwaadsubstantief onrechtsubstantief verkeerdesubstantief |
wrong [wrongs] (something immoral) noun [UK: rɒŋ] [US: ˈrɒŋ] | misstandsubstantief onrechtmatige daadsubstantief wantoestandsubstantief |
wrong [wronged, wronging, wrongs] (to slander or impute evil) verb [UK: rɒŋ] [US: ˈrɒŋ] | onbillijk beoordelenwerkwoord |
wrong [wronged, wronging, wrongs] (to treat unjustly) verb [UK: rɒŋ] [US: ˈrɒŋ] | benadelenwerkwoord onrecht aandoenwerkwoord onrecht doenwerkwoord |
wrong adverb [UK: rɒŋ] [US: ˈrɒŋ] | foutiefbijwoord |
wrong-way driver (Driver driving in the unpermitted direction) noun | spookrijdersubstantief |
be wrong (have an incorrect belief, be mistaken) verb [UK: bi rɒŋ] [US: bi ˈrɒŋ] | mis hebbenwerkwoord zich vergissenwerkwoord |
get up on the wrong side of the bed (to feel irritable without a particular reason) verb [UK: ˈɡet ʌp ɒn ðə rɒŋ saɪd əv ðə bed] [US: ˈɡet ʌp ɑːn ðə ˈrɒŋ ˈsaɪd əv ðə ˈbed] |