Angol-Holland szótár »

vert hollandul

AngolHolland
introverted (psychology: Of or characteristic of an introvert)
adjective
[UK: ˌɪn.trə.ˈvɜː.tɪd]
[US: ˈɪntro.ˌvər.təd]

in zichzelf gekeerdbijvoeglijk naamwoord

introvertbijvoeglijk naamwoord

invert [inverted, inverting, inverts] (turn upside down or inside out)
verb
[UK: ɪn.ˈvɜːt]
[US: ˌɪn.ˈvɝːt]

omdraaienwerkwoord

omkerenwerkwoord

invert sugar (equal mixture of glucose and fructose formed by the enzymatic hydrolysis of sucrose)
noun

invertsuikersubstantief
{f}

invertebrate [invertebrates] (animal without backbone)
noun
[UK: ɪn.ˈvɜː.tɪ.breɪt]
[US: ˌɪn.ˈvɝː.tə.brət]

ongewerveldesubstantief

invertebrate (lacking backbone)
adjective
[UK: ɪn.ˈvɜː.tɪ.breɪt]
[US: ˌɪn.ˈvɝː.tə.brət]

ongewerveldbijvoeglijk naamwoord

invertible ((mathematics) which has an inverse)
adjective
[UK: ɪnvˈɜːtəbəl]
[US: ɪnvˈɜːɾəbəl]

inverteerbaarbijvoeglijk naamwoord

nevertheless (in spite of what preceded)
adverb
[UK: ˌne.və.ðə.ˈles]
[US: ˌne.vər.ðə.ˈles]

alhoewelbijwoord

desalnietteminbijwoord

desondanksbijwoord

niettegenstaandebijwoord

nietteminbijwoord

tochbijwoord

overt (open and not concealed or secret)
adjective
[UK: əʊ.ˈvɜːt]
[US: oʊ.ˈvɜːt]

onverholenbijvoeglijk naamwoord

openlijkbijvoeglijk naamwoord

overtake [overtook, overtaken, overtaking, overtakes] (to pass a more slowly moving object)
verb
[UK: ˌəʊv.ə.ˈteɪk]
[US: ˌoʊv.ə.ˈteɪk]

inhalenwerkwoord

overthrow [overthrew, overthrown, overthrowing, overthrows] (to bring about the downfall of)
verb
[UK: ˌəʊv.ə.ˈθrəʊ]
[US: ˈovərˌθro.ʊ]

omverwerpenwerkwoord

overthrow [overthrows] (removal by force or threat of force)
noun
[UK: ˌəʊv.ə.ˈθrəʊ]
[US: ˈovərˌθro.ʊ]

ondergangsubstantief
{m}

overtly (openly)
adverb
[UK: əʊ.ˈvɜːt.li]
[US: oʊ.ˈvɜːt.li]

onverholenbijwoord

openlijkbijwoord

overtness (state of being overt)
noun

openheidsubstantief

overture [overtures] (approach)
noun
[UK: ˈəʊv.ə.tjʊə(r)]
[US: ˈoʊv.r̩.tjʊə(r)]

voorstelsubstantief
{n}

overturn [overturned, overturning, overturns] (legal: to reverse, overrule)
verb
[UK: ˌəʊv.ə.ˈtɜːn]
[US: ˌoʊv.ə.ˈtɜːn]

intrekkenwerkwoord

overturn [overturned, overturning, overturns] (to overthrow)
verb
[UK: ˌəʊv.ə.ˈtɜːn]
[US: ˌoʊv.ə.ˈtɜːn]

omverwerpenwerkwoord

overturn [overturned, overturning, overturns] (to turn over, capsize)
verb
[UK: ˌəʊv.ə.ˈtɜːn]
[US: ˌoʊv.ə.ˈtɜːn]

kapseizenwerkwoord

omslaanwerkwoord

pervert [perverts] (sexually perverted person)
noun
[UK: pə.ˈvɜːt]
[US: ˈpɝː.vərt]

perverselingsubstantief

poverty (quality or state of being poor)
noun
[UK: ˈpɒ.və.ti]
[US: ˈpɑː.vər.ti]

armoedesubstantief
{f}

subvert (advertisement created by subvertising)
noun
[UK: sʌb.ˈvɜːt]
[US: sʌb.ˈvɝːt]

protestreclamesubstantief
{f}

subvert [subverted, subverting, subverts] (to overthrow)
verb
[UK: sʌb.ˈvɜːt]
[US: sʌb.ˈvɝːt]

omverwerpenwerkwoord

subvert [subverted, subverting, subverts] (to pervert the mind)
verb
[UK: sʌb.ˈvɜːt]
[US: sʌb.ˈvɝːt]

corrumperenwerkwoord

subvert [subverted, subverting, subverts] (to upturn convention by undermining it)
verb
[UK: sʌb.ˈvɜːt]
[US: sʌb.ˈvɝːt]

ondergravenwerkwoord

thoracic vertebra [thoracic vertebras] (any vertebrae in the chest region)
noun
[UK: ˈθɔː.ræks ˈvɜː.tɪ.brə]
[US: θɒ.ˈræ.sɪk ˈvɝː.tə.brə]

borstwervelsubstantief
{m}

12