Angol-Holland szótár »

tour hollandul

AngolHolland
tour [tours] (guided visit)
noun
[UK: tʊə(r)]
[US: ˈtʊr]

rondgangsubstantief

rondleidingsubstantief

tour [tours] (journey)
noun
[UK: tʊə(r)]
[US: ˈtʊr]

excursiesubstantief

reissubstantief
{f}

toersubstantief
{m}

tour [toured, touring, tours] (to make a journey)
verb
[UK: tʊə(r)]
[US: ˈtʊr]

toerenwerkwoord

tour [tours] noun
[UK: tʊə(r)]
[US: ˈtʊr]

rondreissubstantief
{m}

tour de force [tours de force] (Feat demonstrating brilliance or mastery in a field)
noun
[UK: tʊə(r) də fɔːs]
[US: ˈtʊr ˈdiː ˈfɔːrs]

huzarenstuksubstantief
{n}

krachttoersubstantief
{m}

tour de force [tours de force] noun
[UK: tʊə(r) də fɔːs]
[US: ˈtʊr ˈdiː ˈfɔːrs]

krachtdaadsubstantief
{c}

Tour de France (annual long-distance cycling race through France)
proper noun

Ronde van Frankrijkeigennam
{f}

Tour de Franceeigennam
{m}

tourbillon (rotating frame, containing the escapement of a clock)
noun

tourbillonsubstantief
{m}

tourbillon (whirlwind)
noun

wervelwindsubstantief
{m}

Tourcoing (city in Hauts-de-France)
proper noun

Toerkonjeeigennam
{n}

tourer (touring bicycle)
noun
[UK: ˈtʊə.rə]
[US: ˈtʊə.rər]

toerfietssubstantief
{m} {f}

trekkingfietssubstantief
{m} {f}

vakantiefietssubstantief
{m} {f}

Tourette syndrome (disorder characterized by tics)
noun

syndroom van Gilles de la Tourettesubstantief
{n}

touring bicycle noun

toerfietssubstantief
{f}

trekkingfietssubstantief
{f}

vakantiefietssubstantief
{f}

tourism (the act of travelling or sightseeing)
noun
[UK: ˈtʊə.rɪ.zəm]
[US: ˈtʊ.ˌrɪ.zəm]

toerismesubstantief
{n}

tourist [tourists] (someone who travels for pleasure)
noun
[UK: ˈtʊə.rɪst]
[US: ˈtʊ.rəst]

toeristsubstantief
{m}

toeristesubstantief
{f}

tourist office (office which provides information for tourists)
noun
[UK: ˈtʊə.rɪst ˈɒf.ɪs]
[US: ˈtʊ.rəst ˈɑːf.əs]

toerismekantoorsubstantief
{n}

VVV-kantoorsubstantief
{n}

tourist trap (establishment encouraging tourists to spend money)
noun

toeristenvalsubstantief
{m}

touristic (catering to tourists)
adjective
[UK: ˈtʊə.rɪst]
[US: ˈtʊə.rɪst]

toeristischbijvoeglijk naamwoord

touristy (catering to tourists)
adjective
[UK: ˈtʊə.rɪ.sti]
[US: ˈtʊə.rɪ.sti]

toeristischbijvoeglijk naamwoord

tourmaline [tourmalines] (both senses)
noun
[UK: ˈtʊrm.ə.ˌlin]
[US: ˈtʊr.mə.ˌlin]

toermalijnsubstantief
{m}

tournament [tournaments] (series of games)
noun
[UK: ˈtɔː.nə.mənt]
[US: ˈtʊr.nə.mənt]

toernooisubstantief
{n}

tornooisubstantief
{n}

bicycle touring (touring on a bicycle)
noun

fietstoerismesubstantief

bicycle tourist (person who travels for fun on a bicycle)
noun

fietstoeristsubstantief

vakantiefietsersubstantief

detour [detours] (diversion or deviation)
noun
[UK: ˈdiː.tʊə(r)]
[US: ˌdɪ.ˈtʊr]

omleidingsubstantief
{f}

omwegsubstantief
{m}

detour [detoured, detouring, detours] (intransitive: to make a detour)
verb
[UK: ˈdiː.tʊə(r)]
[US: ˌdɪ.ˈtʊr]

omlopenwerkwoord

omrijden etc.werkwoord

12