Angol-Holland szótár »

rut hollandul

AngolHolland
rut [ruts] (furrow, groove, or track worn in the ground)
noun
[UK: rʌt]
[US: ˈrət]

geulsubstantief
{f}

groefsubstantief
{f}

spoorsubstantief
{n}

rut [ruts] (sexual desire or oestrus)
noun
[UK: rʌt]
[US: ˈrət]

bronstsubstantief
{m} {f}

rut [rutted, rutting, ruts] (to be in the annual rut)
verb
[UK: rʌt]
[US: ˈrət]

bronstig zijnwerkwoord

rutabaga [rutabagas] (plant)
noun
[UK: ˌruː.tə.ˈbeɪ.ɡə]
[US: ruː.tə.ˈbeɪ.ɡə]

koolraapsubstantief
{f}

Ruth (book of the Bible)
proper noun
[UK: ruːθ]
[US: ˈruːθ]

Rutheigennam

ruthenium (chemical element)
noun
[UK: ruː.ˈθiː.njəm]
[US: ruː.ˈθiː.niːəm]

rutheniumsubstantief
{n}

rutherfordium (chemical element)
noun
[UK: rˌʌðəfˈɔːdiəm]
[US: rˌʌðɚfˈoːrdiəm]

rutherfordiumsubstantief
{n}

ruthless (without pity or compassion)
adjective
[UK: ˈruːθ.lɪs]
[US: ˈruːθ.ləs]

meedogenloosbijvoeglijk naamwoord

onbarmhartigbijvoeglijk naamwoord

rutile (the most frequent of the three polymorphs of titanium dioxide)
noun
[UK: ˈruː.til]
[US: ˈruː.til]

rutielsubstantief

Rutland beauty (species of bindweed)
noun

haagwindesubstantief

rutter (a pilot book)
noun
[UK: ˈrə.tə(r)]
[US: ˈrə.tər]

logboek or scheepsjournaalsubstantief

Beirut (capital and largest city of Lebanon)
proper noun
[UK: ˌbeɪ.ˈruːt]
[US: be.ˈruːt]

Beiroeteigennam
{n}

bend the truth (change or leave out certain facts of a story)
verb

de waarheid verdraaienwerkwoord

brutal (savagely violent)
adjective
[UK: ˈbruːt.l̩]
[US: ˈbruːt.l̩]

bruutbijvoeglijk naamwoord

brutality (a state of being brutal)
noun
[UK: bruː.ˈtæ.lɪ.ti]
[US: bruː.ˈtæ.lə.ti]

wreedheidsubstantief

crutch [crutches] (device to assist in motion as a cane)
noun
[UK: krʌtʃ]
[US: ˈkrətʃ]

kruksubstantief
{f}

in wine, there is truth (one tells the truth under the influence of alcohol)
phrase

kinderen en dronken mensen spreken altijd de waarheidphrase

inscrutable (difficult or impossible to comprehend, fathom or interpret)
adjective
[UK: ɪn.ˈskruː.təb.l̩]
[US: ˌɪn.ˈskruː.təb.l̩]

ondoorgrondelijkbijvoeglijk naamwoord

marshrutka (share taxi)
noun

marsjroetkasubstantief
{f}

moment of truth (deciding instant)
noun

moment van de waarheidsubstantief
{m}

uur Usubstantief
{n}

uur van de waarheidsubstantief
{n}

scrutiny [scrutinies] (intense study)
noun
[UK: ˈskruː.tɪ.ni]
[US: ˈskruː.tə.ni]

kritisch onderzoeksubstantief

nauwkeurig onderzoeksubstantief

navorsingsubstantief

strut [struts] (beam or rod providing support)
noun
[UK: strʌt]
[US: ˈstrət]

schoorsubstantief
{m}

steunsubstantief
{m}

stutsubstantief
{m}

strut [strutted, strutting, struts] (to walk haughtily or proudly)
verb
[UK: strʌt]
[US: ˈstrət]

paraderenwerkwoord

there's a grain of truth in every joke (people convey truth in jokes)
phrase
[UK: ðeəz ə ɡreɪn əv truːθ ɪn ˈev.ri dʒəʊk]
[US: ˈðerz ə ˈɡreɪn əv ˈtruːθ ɪn ˈev.ri dʒoʊk]

iedere grap heeft een kern van waarheidphrase

truth [truths] (conformity to fact or reality)
noun
[UK: truːθ]
[US: ˈtruːθ]

echtheidsubstantief
{f}

truth [truths] (pledge of loyalty or faith)
noun
[UK: truːθ]
[US: ˈtruːθ]

eedsubstantief
{m}

truth [truths] (state or quality of being true to someone or something)
noun
[UK: truːθ]
[US: ˈtruːθ]

eerlijkheidsubstantief
{f}

oprechtheidsubstantief
{f}

truth [truths] (true facts)
noun
[UK: truːθ]
[US: ˈtruːθ]

waarheidsubstantief
{f}

werkelijkheidsubstantief
{f}

truth be told (when admitting something one might otherwise lie about)
interjection
[UK: truːθ bi təʊld]
[US: ˈtruːθ bi toʊld]

eerlijk gezegdinterjection

12