Angol-Holland szótár »

rot hollandul

AngolHolland
brother [brothers] (male sibling)
noun
[UK: ˈbrʌð.ə(r)]
[US: ˈbrʌð.r̩]

broersubstantief
{m}

brother-in-arms (fellow combatant or soldier)
noun
[UK: ˈbrʌð.ə(r) ɪn ɑːmz]
[US: ˈbrʌð.r̩ ɪn ˈɑːrmz]

strijdmakkersubstantief
{m}

wapenbroedersubstantief
{m}

brother-in-law (one's husband's brother)
noun
[UK: ˈbrʌð.ə(r) ɪn lɔː]
[US: ˈbrʌð.r̩ ɪn ˈlɑː]

schoonbroersubstantief
{m}

zwagersubstantief
{m}

brotherhood [brotherhoods] (state of being brothers or a brother)
noun
[UK: ˈbrʌ.ðə.hʊd]
[US: ˈbrʌ.ðər.ˌhʊd]

broederschapsubstantief
{f}

brotherly (of or characteristic of brothers)
adjective
[UK: ˈbrʌ.ðə.li]
[US: ˈbrʌ.ðər.li]

broederlijkbijvoeglijk naamwoord

carotene [carotenes] (class of plant pigments)
noun
[UK: ˈkæ.rə.tiːn]
[US: ˈke.rə.ˌtin]

caroteensubstantief
{n}

carotid [carotids] (major artery in the head and neck)
noun
[UK: kə.ˈrɒ.tɪd ɑː.tə.ri]
[US: kə.ˈrɑː.təd]

halsslagadersubstantief
{c}

carrot [carrots] (Daucus carota ssp. sativus)
noun
[UK: ˈkæ.rət]
[US: ˈkæ.rət]

peensubstantief
{f}

wortelsubstantief
{m}

carrot cake (sweet cake)
noun

worteltaartsubstantief

chevrotain [chevrotains] (any of several small hornless ruminants of the family Tragulidae)
noun
[UK: ʃˈevrəʊtˌeɪn]
[US: ʃˈevroʊtˌeɪn]

dwerghert [dwergherten]substantief
{n}

dwergmuskusdiersubstantief
{n}

cricothyrotomy (incision made through the skin and cricothyroid membrane)
noun

coniotomiesubstantief
{f}

cricothyreotomiesubstantief
{f}

crotch [crotches] (area of a person’s body)
noun
[UK: krɒtʃ]
[US: ˈkrɑːtʃ]

kruissubstantief
{n}

crotch [crotches] (area where something forks)
noun
[UK: krɒtʃ]
[US: ˈkrɑːtʃ]

aftakkingsubstantief
{f}

vorksubstantief
{f}

crotonaldehyde (organic compound)
noun

crotonaldehydesubstantief

crotonic acid [crotonic acids] (an unsaturated organic acid)
noun

crotonzuursubstantief

electrotherapy [electrotherapies] (use of electrical energy as a medical treatment)
noun
[UK: ɪ.ˈlek.trəʊ.ˈθe.rə.pɪ]
[US: ɪ.ˌlektro.ʊ.ˈθe.rə.piː]

elektrotherapiesubstantief
{f}

Epirote (an inhabitant of Epirus)
noun

Epirootsubstantief
{m}

erotic (tending to arouse sexual desire)
adjective
[UK: ɪ.ˈrɒ.tɪk]
[US: ɪ.ˈrɑː.tɪk]

erotischbijvoeglijk naamwoord

erotica [erotica] (erotic literature or art)
noun
[UK: ɪ.ˈrɒ.tɪk.ə]
[US: ɪ.ˈrɑː.tɪk.ə]

eroticasubstantief
{f}

froth (foam)
noun
[UK: frɒθ]
[US: ˈfrɒθ]

schuimsubstantief
{n}

froth [frothed, frothing, froths] (To bubble)
verb
[UK: frɒθ]
[US: ˈfrɒθ]

borrelenwerkwoord

bubbelenwerkwoord

froth [frothed, frothing, froths] (To create froth)
verb
[UK: frɒθ]
[US: ˈfrɒθ]

opschuimenwerkwoord

schuimenwerkwoord

frothy [frothier, frothiest] (foamy or churned)
adjective
[UK: ˈfrɒ.θi]
[US: ˈfrɒ.θi]

schuimendbijvoeglijk naamwoord

schuimigbijvoeglijk naamwoord

garrote (iron collar used to execute by strangulation)
noun
[UK: ɡərˈɒt]
[US: ɡɚrˈɑːt]

wurgpaalsubstantief
{m}

globe-trot (travel all over the world)
verb

een wereldreis makenwerkwoord

globetrottenwerkwoord

globe-trot (trip around the world)
noun

wereldreissubstantief
{f}

grotesque (distorted and unnatural in shape or size; abnormal and hideous)
adjective
[UK: ɡrəʊ.ˈtesk]
[US: ɡroʊ.ˈtesk]

groteskbijvoeglijk naamwoord

grotto [grottoes] (small cave)
noun
[UK: ˈɡrɒ.təʊ]
[US: ˈɡrɑːˌto.ʊ]

grotsubstantief

half brother [half brothers] (male half-sibling)
noun
[UK: hɑːf ˈbrʌð.ə(r)]
[US: ˈhæf ˈbrʌð.r̩]

halfbroedersubstantief
{m}

halfbroersubstantief
{m}

123