Angol | Holland |
---|---|
Aboriginal (original inhabitant of any land) noun [UK: ˌæ.bə.ˈrɪ.dʒn̩əl] [US: ˌæ.bə.ˈrɪ.dʒn̩əl] | inboorlingsubstantief inboorlingesubstantief |
Aboriginal (original inhabitant of Australia) noun [UK: ˌæ.bə.ˈrɪ.dʒn̩əl] [US: ˌæ.bə.ˈrɪ.dʒn̩əl] | Aboriginalsubstantief |
aboriginal (original; indigenous) adjective [UK: ˌæ.bə.ˈrɪ.dʒn̩əl] [US: ˌæ.bə.ˈrɪ.dʒn̩əl] | inheemsbijvoeglijk naamwoord inheemsebijvoeglijk naamwoord |
all right (fairly well) adverb [UK: ˈɔːl.ˈraɪt] [US: ˈɔːl.ˈraɪt] | vrij goedbijwoord wel degelijkbijwoord |
all right (good) adjective [UK: ˈɔːl.ˈraɪt] [US: ˈɔːl.ˈraɪt] | in ordebijvoeglijk naamwoord primabijvoeglijk naamwoord |
all right (in good health) adjective [UK: ˈɔːl.ˈraɪt] [US: ˈɔːl.ˈraɪt] | in een goede gezondheidbijvoeglijk naamwoord |
all rights reserved (copyright notice formula) phrase [UK: ɔːl raɪts rɪ.ˈzɜːvd] [US: ɔːl ˈraɪts rə.ˈzɝːvd] | |
alt-right (group of right-wing ideologies) noun | alt-rightsubstantief |
animal rights [animal rights] (fundamental rights for animals) noun | dierenrechtensubstantief |
Auriga (constellation) proper noun [UK: ɔː.ˈraɪ.ɡə] [US: ɔː.ˈraɪ.ɡə] | Voermaneigennam |
be right (be correct in one's judgement or statement about something) verb [UK: bi raɪt] [US: bi ˈraɪt] | gelijk hebbenwerkwoord |
be right back (indicate speaker will return in a moment) phrase | ben zo terugphrase |
brig (naval military jail or guardhouse) noun [UK: brɪɡ] [US: ˈbrɪɡ] | cachotsubstantief gevangsubstantief legergevangenissubstantief militaire gevangenissubstantief scheepsgevangenissubstantief |
brig (two-masted vessel) noun [UK: brɪɡ] [US: ˈbrɪɡ] | brigantijnsubstantief briksubstantief |
brigadier (an army rank) noun [UK: ˌbrɪ.ɡə.ˈdɪə(r)] [US: ˌbrɪ.ɡə.ˈdɪr] | brigadegeneraalsubstantief |
brigand [brigands] (bandit) noun [UK: ˈbrɪ.ɡənd] [US: ˈbrɪ.ɡənd] | bandietsubstantief roversubstantief |
brigantine (square-rigged foremast with main mast rigged fore-and-aft, sailing vessel) noun [UK: ˈbrɪ.ɡən.tiːn] [US: ˈbrɪ.ɡən.tiːn] | brigantijnsubstantief |
bright [brighter, brightest] (emitting much light; visually dazzling, see also: luminous; radiant) adjective [UK: braɪt] [US: ˈbraɪt] | felbijvoeglijk naamwoord helderbijvoeglijk naamwoord |
bright [brighter, brightest] (having a clear, quick intellect, see also: intelligent) adjective [UK: braɪt] [US: ˈbraɪt] | intelligentbijvoeglijk naamwoord slimbijvoeglijk naamwoord |
bright [brighter, brightest] (in good spirits, see also: happy; optimistic) adjective [UK: braɪt] [US: ˈbraɪt] | opgeruimdbijvoeglijk naamwoord vrolijkbijvoeglijk naamwoord |
bright [brighter, brightest] (of a colour: not muted or pale, see also: bold; vivid) adjective [UK: braɪt] [US: ˈbraɪt] | bontbijvoeglijk naamwoord levendigbijvoeglijk naamwoord monterbijvoeglijk naamwoord |
bright and early adverb | voor dag en dauwbijwoord |
brightness [brightnesses] (the quality of being bright) noun [UK: ˈbraɪt.nəs] [US: ˈbraɪt.nəs] | glanssubstantief helderheidsubstantief |
budgerigar [budgerigars] (species of parakeet) noun [UK: ˈbʌ.dʒə.rɪ.ɡɑː(r)] [US: ˈbʌ.dʒə.rɪ.ɡɑːrr] | grasparkietsubstantief |