Angol-Holland szótár »

on hollandul

AngolHolland
Ontario (Lake between Ontario province and New York State, see also: Lake Ontario)
proper noun
[UK: ɒn.ˈteə.rɪəʊ]
[US: anˈte.rio.ʊ]

Ontariomeereigennam

Ontario (Province in eastern Canada)
proper noun
[UK: ɒn.ˈteə.rɪəʊ]
[US: anˈte.rio.ʊ]

Ontarioeigennam

onto- adjective

onto-bijvoeglijk naamwoord

ontogenesis [ontogeneses] (arising or development of an individual organism)
noun
[UK: ˌɒn.təʊ.ˈdʒe.nɪ.sɪs]
[US: ˌɑːn.tə.ˈdʒe.nɪ.sɪs]

ontogenesesubstantief
{f}

ontogeny [ontogenies] (development of an individual organism)
noun
[UK: anˈtɑː.dʒə.ni]
[US: anˈtɑː.dʒə.ni]

ontogeniesubstantief
{f}

ontological (of, or relating to, ontology)
adjective
[UK: ɒn.ˈtɒ.lə.dʒi]
[US: ˌɑːn.tə.ˈlɑː.dʒɪkəl]

met betrekking tot het zijndebijvoeglijk naamwoord

ontologischbijvoeglijk naamwoord

ontology [ontologies] (study of being)
noun
[UK: ɒn.ˈtɒ.lə.dʒi]
[US: anˈtɑː.lə.dʒi]

ontologiesubstantief
{f}

onus (burden of proof)
noun
[UK: ˈəʊ.nəs]
[US: ˈoʊ.nəs]

bewijslastsubstantief
{m}

onus (legal obligation)
noun
[UK: ˈəʊ.nəs]
[US: ˈoʊ.nəs]

lastsubstantief
{m}

plichtsubstantief
{f}

onward (In a forward direction)
adverb
[UK: ˈɒn.wəd]
[US: ˈɒn.wərd]

vooruitbijwoord

onychomycosis (fungal infection of nail)
noun

kalknagelsubstantief
{m}

onychomycosesubstantief
{f}

onyx (a banded variety of chalcedony)
noun
[UK: ˈɒ.nɪks]
[US: ˈɑː.nɪks]

onyxsubstantief
{m}

-ation (-ation (suffix))

-atie{f}

-tie{f}

-gon (plane figure)

hoek{m}

-on ((physics) subatomic particles)

-on

-phone (type of sound)

-foon

-tion (producing a noun meaning the action or effect of a verb)

-ing

-tie

a chain is only as strong as its weakest link (aphorism)
phrase

de keten is zo sterk als haar zwakste schakelphrase

a fault confessed is half redressed phrase

beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaaldphrase

a rolling stone gathers no moss (a person who never settles in one place will never be successful)
phrase

een rollende steen vergaart geen mosphrase

a spoonful of sugar helps the medicine go down (An otherwise unpleasant situation can be pleasant.)
phrase

een klein schepje suiker wordt een bittere pil zoetphrase

Aaron (biblical brother of Moses)
proper noun
[UK: ˈeə.rən]
[US: ˈe.rən]

Aäroneigennam

Aaron's rod noun

koningskaarssubstantief
{f}

Aaronic (pertaining to Aaron)
adjective

aäronitischbijvoeglijk naamwoord

Abaddon (Hell)
proper noun
[UK: ˈbæ.dən]
[US: ə.ˈbædn]

deeigennam

heleigennam
{m}

Abaddon (the destroyer)
proper noun
[UK: ˈbæ.dən]
[US: ə.ˈbædn]

Apollyoneigennam

abalienation (act of abalienating)
noun

abaliënatiesubstantief
{m}

abalone [abalones] (edible univalve mollusc)
noun
[UK: ˌæ.bə.ˈləʊ.ni]
[US: ˌæ.bəˈlo.ʊ.ni]

abalonesubstantief
{m}

zeeoorsubstantief

abandon (a giving up to natural impulses)
noun
[UK: ə.ˈbæn.dən]
[US: ə.ˈbæn.dən]

ongedwongenheidsubstantief
{f}

abandon [abandoned, abandoning, abandons] (to cast out, expel, reject)
verb
[UK: ə.ˈbæn.dən]
[US: ə.ˈbæn.dən]

afwijzenwerkwoord

verbannenwerkwoord

verwerpenwerkwoord

abandon [abandoned, abandoning, abandons] (to give up control of, surrender)
verb
[UK: ə.ˈbæn.dən]
[US: ə.ˈbæn.dən]

opgevenwerkwoord

3456